Het verduurzamen van ruim 1 miljoen gebouwen in de vier grootste steden van ons land: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Gave uitdaging of rotklus? Voor de wethouders duurzaamheid is het ongetwijfeld dat eerste, want -toeval of niet- bij de G4 zijn ze allen van GroenLinks. Hebben ze voldoende middelen om de verduurzaming van de gebouwde omgeving in hun stad te laten slagen? “Nee”, zeggen ze alle vier. “En als het niet binnen woonlasten van mensen kan, gaat het niet lukken.” Een gesprek met Marieke van Doorninck, Arno Bonte, Liesbeth van Tongeren en Lot van Hooijdonk.
Ze kennen elkaar uit de GroenLinks burelen, maar als wethouders Duurzaamheid hebben de vier voorafgaand aan het interview met Energeia net hun eerste overleg met elkaar erop zitten. Amper één tot twee maanden aangesteld in de nieuwe functie en dit is hun eerste gezamenlijke interview.
De tafel Gebouwde Omgeving binnen het Klimaatakkoord kwam deze zomer met de meest concrete maatregelen voor het uitvoeren van de energietransitie. En dat zegt wat voor een akkoord op hoofdlijnen, of nee: een voorstel voor een akkoord op hoofdlijnen.
“En toch”, zegt Marieke van Doorninck, wethouder in Amsterdam, “dit is een momentum dat we moeten gebruiken. Over vier jaar kijken we terug en zeggen we: de energietransitie is in gang gezet en die is onomkeerbaar. Wie er ook na ons komt, niemand gaat nog terug.”
Wie is wie?
Amsterdam: Marieke van Doorninck, 52 jaar. Zat jarenlang in de Amsterdamse gemeenteraad als raadslid
Rotterdam: Arno Bonte, 40 jaar. Sinds 2005 raadslid in Rotterdam. Ook woordvoerder Milieudefensie geweest.
Den Haag: Liesbeth van Tongeren, 60 jaar. Hiervoor Tweede Kamerlid GroenLinks
Utrecht: Lot van Hooijdonk, 40 jaar. Was in de vorige termijn ook wethouder in Utrecht. Tevens onderhandelaar voor de VNG aan de tafel Gebouwde Omgeving, waarbij zij de werkgroep wijkaanpak landelijke verduurzaming voorzit
De ambities zijn groot. De steden willen voldoen aan het Akkoord van Parijs en de Nederlandse doelstellingen die daarbij horen. Vooralsnog is dat het terugdringen van de CO2-uitstoot met 49% in 2030 ten opzichte van 1990. Amsterdam gaat daarin nog verder. De stad wil “groene koploper” zijn en de CO2-uitstoot met 55% hebben teruggebracht in 2030.
Om die doelstellingen te halen moeten de wethouders flink aan de bak. Verduurzaming van het havengebied geldt voor Rotterdam en voor Amsterdam. In Den Haag wordt gezocht naar nieuwe geothermiebronnen en in Utrecht moet binnen zeven jaar op 20% van de daken zonnepanelen liggen.
En dan is er de gebouwde omgeving: ruim 1 miljoen gebouwen moeten verduurzaamd worden. De G4 loopt op dit gebied landelijk gezien al ver voor. Alle nieuwbouw is per definitie gasloos en een projectontwikkelaar wint de gewilde bouwopdracht in de stad mede door hoe duurzaam zijn project is.
Maar bestaande huizen van het gas af krijgen is ingewikkelder en gemeenten moeten zelf kijken welk alternatief voor gas zich het beste leent voor de wijk.
Hoeveel huizen worden verduurzaamd in de G4?
Amsterdam: Deze collegeperiode gaan “drie wijken” geheel van het aardgas af. Amsterdam streeft ernaar in 2040 aardgasvrij te zijn. Dat is tien jaar eerder dan de ambitie van de overige steden. Amsterdam heeft ruim 400.000 woningen.
Rotterdam: Ongeveer 15.000 woningen worden deze collegeperiode verduurzaamd. Minstens 10.000 woningen (voorbereid op) aardgasvrij. Rotterdam heeft ruim 300.000 woningen.
Den Haag: Het is de ambitie om deze collegeperiode 25.000 tot 30.000 bestaande woningen van duurzame energie te voorzien. Bij renovatie is aardgasvrij het uitgangspunt. Den Haag heeft ruim 250.000 woningen.
Utrecht: In 2030 zijn minimaal 40.000 bestaande woningen van het gas af. Utrecht heeft ongeveer 150.000 woningen
Daarnaast wordt alle nieuwbouw in de G4 aardgasvrij en duurzaam opgeleverd.
(Bron: collegeakkoorden G4 en CBS-cijfers augustus 2018)
Krijgt u voldoende middelen uit Den Haag om de energietransitie binnen de gebouwde omgeving te laten slagen?
Er volgt eerst een lachsalvo. Daarna neemt Lot van Hooijdonk, wethouder in Utrecht en tevens onderhandelaar namens de VNG bij de klimaattafel Gebouwde Omgeving, het woord.
“Het heldere antwoord is: nee! Aan mensen vertellen dat hun huis gasloos wordt, kan alleen als het binnen de woonlasten kan. Om het betaalbaar en haalbaar te maken, moet het systeem niet meer geënt zijn op oude maar op nieuwe energiebronnen. De gasbelasting moet omhoog, die voor elektriciteit omlaag. Welke regelgeving is er nodig en hoe werken aanpassingen in de belastingen uit op de woonlasten? Dat zijn allemaal zaken die het Rijk écht voor zijn rekening moet nemen. Daarnaast is de energietransitie fors en veel werk, waar we als gemeenten proceskosten voor maken. Daar hebben we geld voor nodig en we willen daar heldere afspraken over maken met de regering.”
Hoeveel geld extra is er nodig?
Liesbeth van Tongeren, wethouder in Den Haag: “Dat is moeilijk te zeggen. Technologische veranderingen op gebied van duurzame energie en geopolitieke veranderingen -hoeveel kost gas- gaan snel. Je kunt niet zeggen: zoveel geld hebben we nodig en dan hebben we de duurzaamheid van de gebouwde omgeving bereikt. Maar het totaal loopt in de miljarden.”
Wat trekken de G4 uit voor de energietransitie?
Amsterdam: Een fonds voor ‘Amsterdam Aardgasvrij’ Totaal €150 mln voor deze collegeperiode, €37,5 mln per jaar.
Rotterdam: €150 mln deze collegeperiode. Rotterdam heeft berekend dat de energietransitie tot 2050 €50 mrd zal kosten. Dit geld moet opgebracht worden door alle betrokken partijen, zoals de gemeente, bedrijven en particulieren.
Den Haag: €18 mln voor “de warmtetransitie”. Dit fonds wordt voor 30% gevuld met de verkoop van Eneco
Utrecht: Heeft een budget van €19 mln voor deze collegeperiode, oplopend tot €6 mln per jaar. Daarnaast stelt de regio €5 mln beschikbaar voor Utrecht vanuit een regionaal Energiefonds.
(Bron: collegeakkoorden G4)
Eind van dit jaar moet het definitieve Klimaatakkoord er liggen. Wat moet daar absoluut instaan, wilt u uw taak uit kunnen voeren?
Lot van Hooijdonk: “Als we geen goed verhaal hebben richting bewoners, oftewel als het niet binnen de woonlasten kan, dan gaat de verduurzaming van de gebouwde omgeving in Nederland niet lukken. Duurzaam moet goedkoper. Mensen moeten geholpen worden om het te financieren, daarin is de gebouwgebonden lening echt belangrijk [een lening voor verduurzaming die is gekoppeld aan het huis niet aan de persoonlijke hypotheek, red.]. De middelen die gemeenten krijgen om het uit te voeren, en of het betaalbaar is voor mensen, dat zijn de twee dingen waar ik me voor nu het meeste zorgen over maak.”
Liesbeth van Tongeren: “Als je nu je huis wilt verduurzamen dan is dat ontzettend ingewikkeld. Geef mij eens drie offertes voor het totaal verduurzamen van mijn huis. Dat gaat niet lukken, dat moet ik voor het dak, de vloer en de warmtepomp zelf uitzoeken.”
Lot van Hooijdonk: “Mensen gaan niet zelf verzinnen hoe ze gemakkelijk en betaalbaar hun huis kunnen verduurzamen. Dat moeten wij doen. We moeten toe naar een systeem waarbij betalen voor een duurzaam huis onderdeel is van de woonlasten. Je betaalt geen geld aan je energieleverancier, maar aan degene die jouw huis heeft gerenoveerd. Die kosten schrijf je in dertig jaar af. Als je verhuist, dan betaalt de volgende bewoner die kosten. En die vindt dat dan ook normaal, want het is onderdeel van de reguliere woonlasten.”
Hoe creëer je draagvlak? Wat zijn de ervaringen in wijken waar al coöperatiewoningen van het gas zijn gehaald?
Marieke van Doorninck: “We beginnen in wijken waar sowieso al veel aan moet gebeuren. Dan kan je makkelijker het gesprek aangaan met buurtbewoners en uitleggen dat de straat opengaat en dat we tegelijkertijd de woning van het gas afhalen. De vragen zijn erg verschillend. Bij huurders merken we dat mensen vragen hebben over het gebruik van duurzame energie. Hoe kook ik op een andere bron dan op gas? En hoe betaal ik de pannen voor inductie? Simpele vragen waar wij als wethouders misschien niet meteen aan denken.”
Arno Bonte, wethouder in Rotterdam. “We maken een kaart voor de stad waarop iedereen kan zien wanneer zijn wijk van het gas afgaat en wat voor vorm warmte er mogelijk is. We starten bewust met de sociaaleconomisch zwakkere wijken, zodat we laten zien: van het gas af kan betaalbaar zijn voor iedereen. Draagvlak is cruciaal. Dat kan je ook creëren door buurtbewoners een werk- of stageplek te geven bij het verduurzamen van hun wijk.”
Wat zijn uw ervaringen met andere vormen van warmte dan gas. Is er één warmtebron die zich het beste leent als betaalbare vervanger?
Liesbeth van Tongeren: “Dat ligt er echt aan waar je zit. In Den Haag hebben we bijvoorbeeld een wijk die wordt verwarmd met behulp van een zeewaterwarmtecentrale. Dat lukt langs de hele kust, maar niet in het midden van het land.”
Marieke van Doorninck: Het wordt een lappendeken met verschillende warmtebronnen, maar die verschillende technieken kun je ook zien als kracht. We kunnen uitproberen wat het beste werkt. Is een warmtenet met restwarmte uit de industrie beter of maak je liever gebruik van oppervlaktewater? Nieuwbouw leent zich heel goed om te experimenteren met verschillende vormen van warmte. Om toekomstige technieken betaalbaar te maken en goed te laten werken, heb je die experimenteerruimte nodig, want dan kan je op den duur ook zeggen wat wel en niet werkt. Ik ben niet zo bang voor verschillende vormen. Vooropgesteld moeten mensen zekerheid hebben dat er warmtelevering is.”
Lot van Hooijdonk: “Alle Nederlandse gemeenten moeten binnen drie jaar een duurzaamheidsplan per wijk maken. Er komt een landelijk hulpmiddel voor het maken van keuzes voor alternatieven van gas. We gaan van een gasaansluitplicht naar een warmterecht en per gebied zal het verschillen welke warmtebron voorop staat.”
Het voordeel van gas is dat we nu een paar instanties hebben die er toezicht op houden, dan wel ermee te maken hebben: de NAM, Gasunie, regionale netbeheerders en het Staatstoezicht op de Mijnen. Hoe ziet u dat voor zich als er in elke wijk een andere vorm van warmte komt?
Liesbeth van Tongeren: “Het is een teken van de tijd dat er niet meer een eenheidsoplossing is. Dat zie je niet alleen bij energie, maar ook bij bijvoorbeeld internet, telefoon en televisie. Je kan kiezen uit glasvezel of een andere aansluiting. Het lijkt rommelig, maar uiteindelijk is het maatwerk per wijk en heb je als bewoner een warmterecht. Het kan in de toekomst niet zo zijn dat de leverancier zegt: sorry, dit is te ingewikkeld om aan te sluiten.”
Lot van Hooijdonk: “Er zijn nu ook al verschillende manieren om je huis te verwarmen. Er is regelgeving voor nodig om dat goed te organiseren, ook al zijn het verschillende markten. In de toekomst heb je een warmterecht en de leverancier een aansluitplicht.”
In het Klimaatakkoord staat dat als de middelen om huizenkopers te motiveren tot verduurzaming “onvoldoende effect sorteren”, er een verplichte energieverbruiksnorm kan komen per 2030. Oftewel, je krijgt een norm voor hoeveel energie je als huishouden maximaal mag verbruiken of een norm voor hoe duurzaam je huis moet zijn. Bent u voorstander van zo’n norm?
Lot van Hooijdonk: “Het is een gigantische sprong om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Ik denk niet dat we de komende dertig jaar alles over de boeg van vrijwilligheid en vrijblijvendheid kunnen gooien. Maar verplichting zit hem er ook in dat de middelen om te verduurzamen gemakkelijk op de markt beschikbaar zijn en dat is nu nog niet het geval. Het zijn randvoorwaarden die je eerst moet regelen, daarna is het pas redelijk om een norm te stellen.”
Liesbeth van Tongeren: “Het is wel eerlijk om te zeggen: hier moet een Nederlands huis in de toekomst aan voldoen. Daarnaast kun je kijken hoe mensen hun huis gebruiken. Als je goed hebt geïsoleerd, maar je zet in de winter alle ramen open voor frisse lucht dan schiet het niet op.”
Even vrij denken: als je teveel energie hebt verbruikt aan het eind van het jaar dan moet je meer belasting betalen?
Lot van Hooijdonk: “Haha, dat de wethouder dan op de deur klopt?”
Liesbeth van Tongeren: “Dan kun je op termijn denken aan een CO2-budget per huishouden. Want als je dat per vierkante meter doet, dan mogen rijke mensen met grote huizen weer meer uitstoten.”
Marieke van Doorninck: “Het gaat er nu eerst om dat we mensen bereiken die er wel over nagedacht hebben hun huis te verduurzamen, maar die het simpelweg te duur vinden. Dan de mensen die er niet mee bezig zijn. Draagvlak zit hem in urgentie. Dat het normaal wordt om te investeren in duurzaamheid, omdat je zorg draagt voor je huis in de toekomst.”
U bent alle vier van GroenLinks, maakt dat het makkelijker?
Arno Bonte: “Dit was pas onze eerste kennismaking, maar we hebben afgesproken veel kennis uit te wisselen. De G4 onderling, maar ook met gemeenten in het land, welke politieke kleur ze ook hebben.”
Lot van Hooijdonk: “Er is binnen de klimaattafel Gebouwde Omgeving over van alles gesteggeld. Maar over één ding is iedereen het eens: gemeenten coördineren de energietransitie in de gebouwde omgeving, wijk voor wijk, gebied voor gebied. Dat staat niet ter discussie.”
Marieke van Doorninck: “Wat ik zei in het begin: wie er ook na ons bestuurt, de weg naar een duurzame maatschappij is onomkeerbaar.”