Een structurele aanpak van de netschaarsteproblematiek blijft achterwege. Iedereen is het erover eens dat er meer transportcapaciteit bij moet komen, maar alle aandacht gaat uit naar de kortetermijnproblemen en dus het verminderen van de vraag naar transportcapaciteit. Een lichtpuntje was de Tweede Kamermotie uit 2021 die vroeg om een onderzoek naar het ‘right to challenge‘-principe. Het idee is dat als andere partijen dan de netbeheerder de mogelijkheid krijgen om netuitbreidingen te realiseren, er wellicht sneller meer transportcapaciteit bijkomt. Maar ook dat idee lijkt inmiddels dood en begraven. En dat is onterecht.
Uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur is een no-regret-optie en er is geen tijd te verliezen
Afgelopen vrijdag stuurde minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) zijn appreciatie van de tussenrapportage van het Expertteam Energiesysteem naar de Tweede Kamer. Die tussenrapportage bevat enkele duidelijke boodschappen voor de elektriciteitssector. Zo zegt het expertteam dat voor een klimaatneutraal Nederland in 2050, al in 2035 een CO2-neutraal elektriciteitssysteem nodig is. Ik herhaal: 2035, CO2-neutraal.
Vervolgens stelt het expertteam dat er meer ontwikkelpaden zijn, maar dat in elk scenario uitbreiding van de elektriciteitsvoorziening robuust is, en dat de elektriciteitsvoorziening dus zo snel mogelijk moet worden uitgebreid.
In de Kamerbrief geeft de minister aan dat de hoofdpunten van de tussenrapportage overeenkomen met de uitganspunten voor het Nationaal Plan Energiesysteem waaraan nu wordt gewerkt. Een concept van dat plan moet voor de zomer 2023 gereed zijn, waarna een uitgebreide consultatie zal plaatsvinden. Ook geeft Jetten aan dat er in aanloop naar dat langetermijnbeleid al gewerkt wordt aan de uitvoering. Dat is maar goed ook. Want de conclusies van het expertteam zijn duidelijk. Uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur is een no-regret-optie en er is geen tijd te verliezen.
Prioriteren bij netuitbreiding is nodig, maar helpt niet
Juist bij de uitbreiding hapert het. Als het gaat om netuitbreidingsinvesteringen spreekt de minister alleen van een maatschappelijk kader voor de prioritering ervan. Uiteraard moeten de netbeheerders keuzes maken als ze het werk niet meer aankunnen. Sterker nog, dat doen de netbeheerders al en het is een vervelende klus. Een nieuw maatschappelijk kader voor prioritering is wellicht nodig. Maar uiteindelijk betekent het dat sommige projecten eerder en andere projecten later worden gedaan. Het prioriteren tussen de verschillende noodzakelijke investeringen in netuitbreiding levert voor de transitie niets op. Ik herhaal: niets.
De tussenrapportage van het expertteam roept weliswaar ook op tot prioritering. Maar dat is een andere vorm van prioritering. Het expertteam stelt dat prioritering nodig is omdat er schaarste is aan menskracht, aan ruimte en aan kritische materialen. Het gaat er dus om dat prioritering er toe kan bijdragen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn voor de transitie, niet om te kiezen tussen projecten die allemaal nodig zijn voor de transitie.
Nederland zit nu op ruim 30% aandeel duurzaam in de elektriciteitsvoorziening, terwijl er in dertien jaar tijd een net nodig is dat een CO2-neutraal elektriciteitssysteem moet kunnen faciliteren. Maar nu al slibt het net dicht. Na Brabant, Limburg en de regio Amsterdam, kwam onlangs naar buiten dat de rest van Nederland ook tegen grenzen aanloopt. Tennet kondigde een congestie-onderzoek aan voor afname van elektriciteit voor het Rotterdamse havengebied inclusief de Zuid-Hollandse eilanden Goeree-Overflakkee en Voorne-Putten en de provincies Flevoland, Utrecht, Gelderland, Drenthe en een klein deel van Overijssel. Congesties door te veel afname. Die hebben dus niets te maken met snelle groei van zonne- en windparken.
Het is allemaal geen verrassing. Twee jaar geleden meldde de Autoriteit Consument & Markt (ACM) al een tekort aan transportcapaciteit. En eerder dit jaar meldde ACM, na toetsing van de investeringsplannen van de netbeheerders, dat de problemen alleen maar groter zijn geworden. Een stijgend aandeel knelpunten kan niet tijdig worden opgelost. De ACM constateert ook een risico op afnemende betrouwbaarheid van de netten vanwege achterblijvende vervangingsinvesteringen bij enkele netbeheerders. De ACM geeft aan dat de netbeheerders te kampen hebben met een “maakbaarheidsprobleem” en verwacht niet dat dat maakbaarheidsprobleem snel zal verdwijnen.
Focus blijft helaas op kortetermijnproblematiek
Er is schaarste aan transportcapaciteit en die kan op twee manieren worden opgelost. Door te zorgen voor meer aanbod en door de vraag op de piekmomenten te verminderen. Dat laatste kan veel soelaas bieden omdat het net slechts op een beperkt aantal momenten op zijn grens zit. Door de netgebruikers te prikkelen, of te dwingen, om op andere momenten van het net gebruik te maken, kan de beperkte netcapaciteit beter worden benut. Het werkpaard daarvoor is congestiemanagement. Sommigen hopen dat ook alternatieve transportrechten (ook wel non-firm capaciteit genoemd) kunnen bijdragen. Bij congestiemanagement krijgt de netgebruiker een vergoeding als hij zijn gedrag aanpast. Bij alternatieve transportrechten mag de netgebruiker alleen het net op als er ruimte is. Het komt eigenlijk op hetzelfde neer.
In de Kamerbrief van 17 november over de transportschaarste op het elektriciteitsnet gaat de minister uitgebreid in op het beter managen van congesties en de zoektocht naar flexibiliteit bij de netgebruikers. Maar het blijven kortetermijnmaatregelen. Belangrijk en noodzakelijk, maar waar blijft de aanpak voor de lange termijn? Want hoe je het went of keert, de netten zullen moeten worden uitgebreid.
Tijdens de technische briefing van 7 september van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat zei Hans-Peter Oskam van Netbeheer Nederland het goed: 99,9% van de oplossing is het verzwaren van het net. Hij overdreef wellicht. Maar laat het 99% of zelfs 90% zijn. De politiek concentreert zich enkel op die 0,1% – 10%. Voor de structurele aanpak zullen we moeten afwachten. Het is te hopen dat het Landelijke Actieprogramma Netcongestie, dat in december gereed moet komen, hier invulling aan zal geven.
Het is dus niet zozeer de vraag hoe (op piekmomenten) transportcapaciteit kan worden verlaagd. De vraag is vooral hoe het aanbod van transportcapaciteit kan worden verhoogd. Hoe vergunningsprocedures versneld kunnen worden. Hoe voldoende middelen, vakmensen en ruimte ter beschikking kunnen komen. Ook zou het goed zijn als de netbeheerders uitgedaagd worden om meer transportcapaciteit uit de bestaande infrastructuur te halen. Op dat gebied gebeurt natuurlijk van alles.
Meer capaciteit uit bestaande infrastructuur door technische innovaties
Zo meldde Tennet dat het landelijke hoogspanningsnet opgeknipt gaat worden in ongeveer veertig kleinere deelnetten. Hierdoor kan het transport beter worden verdeeld en worden congesties voorkomen. Tennet geeft aan dat dat twee tot drie keer meer capaciteit in 2030 moet opleveren. Dat zou een spectaculair resultaat zijn.
Een andere techniek die Tennet inzet is Dynamic Line Rating (DLR). Bij lage omgevingstemperaturen, en vooral bij veel wind, warmen de hoogspanningslijnen minder snel op. De lijnen hangen minder ver door en dan kan er meer transport plaatsvinden. Ook nu wordt gesproken over 30% meer capaciteit.
Alliander zet een nog mooier systeem in, de Smart Cable Guard. Dat systeem detecteert ontladingen in kabels en daarmee worden storingen voorkomen en storingen worden sneller opgelost.
De vervolgvragen zijn logisch. Kunnen deze innovaties niet sneller en vaker worden ingezet? Zal het concept met het opgeknipte hoogspanningsnet in de komende Investeringsplannen zichtbaar zijn? En hoe zit het met de structuur van de middenspanningsnetten? Daar wordt juist vaak nagedacht om meer ringen toe te passen in plaats van een vertakt net. Wat is het nadeel van het opknippen van de hoogspanningsnetten? Kunnen niet meer dwarsregeltransformatoren worden toegepast in vermaasde hoogspanningsnetten als alternatief voor opknippen? Waarom wordt de Smart Cable Guard door veel regionale netbeheerders niet of nog nauwelijks toegepast? En hoe doen onze netbeheerders het eigenlijk ten opzichte van de buitenlandse netbeheerders?
Allemaal technische vragen waar de ambtenaren op het ministerie uiteraard voor terugschrikken. Ook de ACM heeft zich nooit met interne zaken van de netbeheerders willen bemoeien. Daar is ooit gekozen voor output-sturing, waarbij de netbeheerders zelf verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de wettelijke taken. En dan zijn er nog de aandeelhouders. Die schreeuwen nu moord en brand maar hadden ook eerder bij aandeelhoudersvergaderingen aan de bel kunnen trekken. Maar goed. De huidige crisis vraagt om een nieuwe aanpak. Ook de discussie over technische innovaties moet meer in de openbaarheid worden gevoerd. De netbeheerders moeten ook op technisch vlak meer uitgedaagd worden.
Een idee voor een structurele aanpak om te komen tot een snellere uitbreiding van het elektriciteitsnet is het ‘right to challenge‘-principe. Dat idee werd vorig jaar gelanceerd in een motie van onder andere D66-Kamerlid Raoul Boucke: “Constaterende dat marktpartijen in het Verenigd Koninkrijk op basis van het ‘right to challenge’-principe de ruimte krijgen om het elektriciteitsnet te versterken bij krapte op het elektriciteitsnet; verzoekt de regering te onderzoeken of er ruimte is in wet- en regelgeving om marktpartijen de problemen op het elektriciteitsnet op te laten lossen, middels het zogeheten ‘right to challenge’-principe”.
Onderzoek naar ‘right to challenge’ valt zwaar tegen
Inmiddels is het gevraagde onderzoek door Ecorys uitgevoerd en het resultaat is gevoegd bij de Kamerbrief over transportschaarste van 9 september. Helaas valt het onderzoeksrapport zwaar tegen.
Het begint ermee dat de onderzoekers geen voorbeeld van ‘right to challenge’ voor het elektriciteitsnet hebben gevonden, ook niet in het Verenigd Koninkrijk. Dat is vreemd. In ieder geval in Brazilië is het gebruikelijk om de bouw en het onderhoud van hoogspanningslijnen via tenders uit te besteden. Die tenders worden uitgevoerd door ANEEL, de Braziliaanse ACM. In het Verenigd Koninkrijk is het gebruikelijk dat de aansluiting van wind op zee niet door de netbeheerder wordt ontwikkeld, maar ook via een tender worden aanbesteed. Het gaat om het zogenaamde Ofto-regime (Ofto: offshore electricity transmission). Ook de bouw en het beheer van interconnectoren is in het Verenigd Koninkrijk overgelaten aan marktpartijen en valt niet onder het monopolie van de landelijke netbeheerder.
Alleen al uit al die ervaringen hadden interessante lessen getrokken kunnen worden. Vorig jaar heeft Ofgem, de Britse toezichthouder, op basis van een consultatie nog een herziening van het Ofto-regime uitgevoerd.
De onderzoekers hebben dus alleen gewerkt met een reeks interviews. Op basis van die gesprekken hebben de onderzoekers blijkbaar geconstateerd dat het ‘right to challenge’-principe weinig kan toevoegen, omdat de marktpartijen die de projecten dan moeten gaan doen, bij dezelfde aannemers zullen uitkomen als waar de netbeheerders mee werken. En als daar de beperking zit, heeft het allemaal geen zin. In de Kamerbrief wordt dat “verdringing van aannemerscapaciteit” genoemd. Dit effect zal zeker een rol spelen en wellicht zelfs een grote rol. Maar het gaat volledig voorbij aan de extra dynamiek die zou kunnen ontstaan als ook andere partijen met netuitbreidingsprojecten aan de gang kunnen gaan. Die conclusie van Ecorys is dus, zeker gezien de zwakke aanpak van het onderzoek, te gemakkelijk.
De hoofdconclusie van het onderzoek is al helemaal een lachertje. Ecorys komt tot de conclusie dat marktpartijen de grootste bijdragen kunnen leveren door niet zelf in infrastructuur te voorzien, maar door te voorzien in een tijdelijke of permanente oplossing (verzwaren tenzij) die de behoefte aan nieuwe infrastructuur dempt. Jetten is daar, net als andere partijen, een groot voorstander, zo schrijft hij in de Kamerbrief. Het punt is echter dat dit idee “verzwaren tenzij” helemaal geen variant van het ‘right to challenge’-principe is. Het is wel een concept dat al sinds 2018 uitvoerig is beschreven en sindsdien wacht op uitwerking en invoering. Er zijn weliswaar wat voorzichtige pilots gedaan, maar het concept zou meer aandacht moeten krijgen.
Graag meer out of the box ideeën
Het probleem van schaarse netcapaciteit vormt wellicht de grootste uitdaging voor het slagen van de energietransitie. In zo’n situatie zijn radicale ideeën welkom. De motie-Boucke was eindelijk een out of the box-idee met als doel om het probleem bij de wortel aan te pakken. Het is zeker niet zo dat toepassing van het ‘right to challenge’-principe het probleem van transportschaarste volledig zou kunnen oplossen. Maar dat het helemaal geen bijdrage kan leveren is ook niet vastgesteld. Op basis van het Ecorys-rapport mag de ‘right to challenge’-optie niet van tafel!
En er zijn juist meer van dit soort frisse ideeën nodig. Eén idee van Trilemma: benoem een landelijke coördinator voor technische innovatie netbeheer die onder andere gaat kijken naar:
•toepassing van de smart cable guard bij alle regionale netbeheerders;
•toepassing van dwarsregeltransformatoren in 150 kV en 110 kV netten;
•internationale vergelijking naar toepassing van dynamic rating bij hoogspanningslijnen en andere netcomponenten.
Er zijn vast nog meer onderwerpen aan deze lijst toe te voegen. Voorstellen zijn welkom bij de auteur van dit artikel.