Tien maanden voor de Tweede Kamerverkiezingen, laat op de vrijdagmiddag, stuurt minister Wiebes een visie naar de Tweede Kamer die wel eens de belangrijkste brief tijdens zijn ministerschap zou kunnen zijn. De ‘Kamerbrief met visie kabinet op verduurzaming basisindustrie 2050’ legt een ambitieuze visie neer op de rol van de industrie in de transitie naar een klimaatneutrale economie in 2050. Wiebes verzet de bakens, zo lijkt het, en neemt impliciet afscheid van een aantal van zijn eigen denkbeelden. Zien we nu een Wiebes 2.0?
“Visie is als de olifant die het uitzicht belemmert”, zei zijn VVD-collega en premier Mark Rutte ooit. Minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) trekt zich daar niks van aan en heeft maar liefst 38 pagina’s nodig om de visie van het kabinet op de industrie uiteen te zetten. Maar het verhaal is de moeite van het lezen zeer waard.
Allereerst wordt het enorme belang van de industrie voor de Nederlandse economie geschetst. Honderdduizenden banen hangen -direct of indirect- vast aan deze basisindustrie, die is geconcentreerd in een aantal clusters, zoals de haven van Rotterdam. Deze basisindustrie levert de producten en grondstoffen die de economie van nu mogelijk maken. We kunnen eten, drinken, kleding kopen, wonen, medicijnen verkrijgen, reizen, allemaal dankzij deze basisindustrie. Deze industrie in Nederland behoort ook tot de schoonste van de wereld, schrijft Wiebes. En met deze industrie maken we de welvaart mogelijk die ons in staat stelt te investeren in de energietransitie.
Maar ook deze industrie kan niet blijven zoals ze is. Want de klimaatopgave raakt de industrie in het hart van haar processen. En als het daarover gaat, worden de bakens verzet. De afgelopen drie jaar hebben we gezien dat de industrie in het verdomhoekje terecht is gekomen. Want de industrie is vuil en vies, grote bedrijven zijn kapitalistische profiteurs en hun groene plannen moet je wantrouwen. Dat was ongeveer de tone of voice van de afgelopen jaren, met name gebezigd door linkse politici en milieu-ngo’s. Doordat de ngo’s een prominente plek hebben gekregen in de onderhandelingen over het Klimaatakkoord, werd het akkoord voor de industrietafel vooral een verhaal van ‘minder, minder, minder’. Want als we de industrie gewoon wegtreiteren uit Nederland, dan zijn we de CO2-uitstoot ook kwijt, nietwaar? De industrie lag op haar rug.
Begin april schreef ik een opinieartikel waarin ik betoogde dat het kabinet een aantal heilige huisjes in het klimaatbeleid moest omgooien. Ik pleitte voor 1) een stevige regierol van de overheid, 2) opnieuw kijken naar de publieke route, 3) een andere financiering van de energietransitie, en 4) een ondernemende overheid die industriepolitiek durft te voeren. Het zijn exact de punten 1, 2 en 4 die in deze brief naar voren komen. Maar daarmee neemt Wiebes wel afscheid van het beleid dat hij de afgelopen jaren voerde. Het is een paradigmawisseling zonder weerga.
Klimaatbeleid en verdienvermogen
Dat beleid van Wiebes 1.0 was toch vooral: de markt moet het allemaal doen, de overheid moet alleen faciliteren en kosteneffectiviteit (‘tonnenjacht’) is het uitgangspunt. Wiebes 2.0 zegt: we gaan in Nederland de schoonste industrie van de wereld realiseren; we gaan als overheid hierbij helpen, een regierol pakken, zelf investeren in innovatie en infrastructuur (waterstof, CO₂-opslag, warmte); we gaan aan de slag met flagship-projecten; we kiezen voor een ambitieuze Europese koers en als Europese Unie moeten we aan de slag met een carbon border tax om onze industrie te beschermen tegen oneerlijke concurrentie van vervuilende bedrijven buiten de EU. Wiebes 1.0 is visieloos. Wiebes 2.0 is inspirerend. Hier komen klimaatbeleid en het verdienvermogen van Nederland bij elkaar.
Deze visie is een verademing. Maar waarom komt deze pas drie jaar nadat dit kabinet is aangetreden? Waarom hebben we zoveel kostbare tijd verloren laten gaan? Waarom hebben het beleid zo laten bepalen door de partijen in het Klimaatakkoord? Was deze visie niet een prima start en basis geweest voor decennialang stabiel industriebeleid? Het is de koe in z’n kont kijken. Wat er nu ligt, is een goede basis waarop we voort moeten bouwen.
Laat ik de visie van Wiebes samenvatten in mijn eigen woorden:
1. De schoonste en meest innovatieve industrie moet in Nederland staan. Bedrijven wegjagen uit Nederland betekent: de emissies verplaatsen in plaats van voorkomen, en er dus geen invloed meer op hebben. Het verdienvermogen van Nederland en het klimaatbeleid moeten hand in hand gaan.
2. We zijn als land qua ligging, havens, infrastructuur en kennisinstellingen uitermate goed gepositioneerd voor een leidende rol in de vergroening van de industrie. Windenergie op zee, waterstof, circulaire economie, toonaangevende universiteiten: we hebben het allemaal in Nederland in huis.
3. De overheid moet niet alleen faciliteren, maar de regie pakken en ook zelf risicodragend durven investeren, bijvoorbeeld in energie-infrastructuur. In CO₂-transport en -opslag. In waterstofinfrastructuur. Warmtetransportnetten. Dus weg met het idee van een ‘kleine’, afwachtende en bange overheid! Zonder een sterke, ondernemende overheid geen sterk bedrijfsleven.
4. We moeten Europees blijven denken. Dus geen Alleingang in Nederland. Samen in de Europese Unie. En de Europese Unie moet zich wapenen en afschermen tegen vervuilende bedrijven uit landen van buiten de EU, die met staatssteun overeind worden gehouden.
Dit is een overtuigend verhaal van Wiebes. Laat dit de basis zijn voor de komende decennia klimaatbeleid. En laten we ons niet langer gijzelen door de tegenstribbelaars aan de linker- of rechterkant. Met naïeve, links-utopische verhalen of domme klimaatscepsis komen we er niet. Met een verhaal over het toekomstige verdienvermogen van Nederland in een sterk en duurzaam Europa wel.