45 pompstations van onder meer Shell behouden voorlopig hun vergunning om laadpalen uit te baten. Fastned heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat het niet heeft kunnen meedingen naar deze vergunningen. Het snellaadbedrijf vroeg de voorzieningenrechter om de vergunningen voorlopig te schorsen, in afwachting van een definitieve uitspraak. Daar gaat de rechter niet in mee.

Het gaat om pompstations langs de snelweg, op verschillende locaties in Nederland. Zij hebben van demissionair minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat, VVD) een vergunning gekregen voor het uitbuiten van laadpalen.
Fastned heeft tegen al die gevallen bezwaar tegen gemaakt, omdat het graag zelf deze laadpalen had uitgebuit. Het vindt dat de minister niet zomaar de vergunningen had moeten verlenen aan de pomphouders, maar dat ze eerst had moeten inventariseren welke andere partijen deze laadpalen hadden willen neerzetten.
Voor twintig locaties heeft het ministerie het bezwaar ongegrond verklaard, waartegen Fastned beroep aantekende. De andere bezwaren zijn nog niet beoordeeld. In alle gevallen geldt dat Fastned aan de voorzieningenrechter heeft gevraagd om de vergunningen in te trekken, totdat er een oordeel is.
Die staan gepland op respectievelijk 21 maart en 29 maart. Fastned stelt dat het niet zo lang kan wachten. De exploitatie van de vergunde laadpalen door onder meer Total, BP en Shell, leidt tot een vermindering van de inkomsten van Fastned en druk op zijn tarieven.
Aanvullende voorziening
De wet maakt op verzorgingsplaatsen langs de snelweg onderscheid tussen basisvoorzieningen en aanvullende voorzieningen. In de eerste categorie vallen pompstations, wegrestaurants en de snellaadstations voor elektrische auto’s die Fastned uitbaat.
In de tweede categorie vallen onder meer toiletgebouwen, winkels en koffiebarretjes. Ook snellaadpalen kunnen een aanvullende voorziening zijn. Een pomphouder kan dus een snellaadpaal als aanvullende voorziening plaatsen, terwijl op dezelfde verzorgingsplaats al een snellaadstation als basisvoorziening staat.
Waar het Fastned om gaat, is dat het wil kunnen meedingen naar een vergunning op het moment dat een pomp- of restauranthouder snelladers wil plaatsen. Het laadbedrijf verwijst daarbij naar een uitspraak van de Raad van State van 4 november. Daarin bevestigde de hoogste bestuursrechter dat het plaatsen van snelladers als aanvullende voorziening bij een wegrestaurant niet alleen mogelijk zou moeten zijn voor de eigenaar van dat restaurant, maar ook voor andere partijen.
Beleid aangepast
Op basis van die uitspraak paste de minister het beleid aan, zodat nu ook andere partijen dan pompstations en wegrestaurants een vergunning voor een oplaadpunt als aanvullende voorziening kunnen aanvragen. Ze zegt de bestreden vergunningen te zullen heroverwegen, maar ook dat de bestaande vergunningen niet in de weg staan van die beoordeling. Bovendien betekent een motiveringsgebrek in de bestreden besluiten niet vanzelfsprekend dat de vergunningen voor oplaadstations niet verleend hadden mogen worden, stelt ze.
Shell, dat 31 van de betwiste 45 locaties beheert, voerde verder nog aan dat de uitspraak van de Raad van State specifiek ging over wegrestaurant Burgerveen op verzorgingsplaats Den Ruygen Hoek-Oost aan de A4. Het bedrijf vindt het niet vanzelfsprekend dat de uitspraak alle wegrestaurants en benzinestations betreft.
Er is namelijk een wezenlijk verschil tussen wegrestaurants en pompstations, stelt Shell. De laatste verkrijgen de huurrechten van de grond op verzorgingsplaatsen voor het gebruik als pompstation en bijkomende activiteiten per veiling. Zo’n veiling vindt iedere vijftien jaar opnieuw plaats. Dat is niet aan de orde bij wegrestaurants, die langdurig pachtrecht van de grond hebben.
Spoedeisend belang ontbreekt
De voorzieningenrechter keek uiteindelijk vooral naar het spoedeisend belang dat Fastned claimde, en oordeelde dat daarvan geen sprake was. “Fastned heeft niet onderbouwd dat sprake is van een actuele noodsituatie of bedreiging van de continuïteit van haar onderneming”, aldus de rechter. Volgens haar blijkt nergens uit dat Fastned de uitkomst van de beroepsprocedures niet gewoon kan afwachten.
Verder heeft de minister voldoende duidelijk gemaakt dat aanvragen van andere partijen voor aanvullende voorzieningen inhoudelijk worden beoordeeld en dat bestaande vergunningen aan die beoordeling niet in de weg staan. “Dat Fastned de minister een alternatieve werkwijze voorhoudt, betekent niet dat de werkwijze van de minister onrechtmatig is of dat de minister de door Fastned voorgestelde werkwijze moet volgen.”