Het kabinet heeft een tik op de vingers gekregen van de Tweede Kamer. Al ziet het kabinet niks in energie uit water, het parlement wil steun voor innovatieprogramma’s en grootschalige demonstratieprojecten. Twee moties van deze strekking kregen op de laatste avond voor het reces steun van coalitie en oppositie.
Kabinetsstandpunt en lopende projecten
Overheid ziet geen reden de ‘opschaling’ van energie uit water te stimulerenDe Tweede Kamer gaat hiermee in tegen het kabinetsstandpunt. In maart van dit jaar schreef toenmalig demissionair minister van Economische Zaken en Klimaat Bas van ‘t Wout (VVD) dat het heroverwegen van het bestaande beleid door het vergroten van de inzet op energie uit water op dit moment “niet wenselijk” is. De reden is dat energie uit water duurder is dan wind- en zonne-energie. Meer geld naar water valt “niet te rijmen met de uitgangspunten van focus en massa alsmede kostenefficiëntie”, aldus Van ‘t Wout destijds.
Tweede Kamerlid Chris Stoffer reageert met een volmondig “ja” op de vraag of zijn motie moet worden gezien als een correctie op het kabinetsbeleid. “Niet alles zal goud zijn, maar we moeten kansen niet laten lopen”, zegt Stoffer, en die kansen ziet hij in energie uit water, zoals getijden- of golfslagenergie. Het argument van de minister destijds dat de kosten nog te hoog zijn, heeft maar een beperkte waarde, meent Stoffer. “Als we kijken naar systeemkosten en noodzakelijke investeringen, kan het wel eens heel anders uitvallen.”
Het verschil qua systeemkosten in vergelijking met energie uit zon en wind, waar Stoffer op doelt, ligt in voorspelbaarheid en locatie. Getijdenenergie is voorspelbaar, in tegenstelling tot zon en wind, en dus zullen kosten voor langetermijnopslag van energie lager zijn dan in een systeem dat leunt op wind en zon die dagenlang afwezig kunnen zijn. Ook hebben kustlocaties het voordeel dat veel verbruik plaats heeft op korte afstand van de opwek, en is er weinig overlast als het gaat om inrichting van het landschap.
De motie van Stoffer was donderdagavond onderdeel van een lange lijst moties voor het zomerreces, waaronder veel over energie en klimaat. Deze motie vraagt de regering nu om zich in te zetten voor een innovatieprogramma voor energie uit water, inclusief grootschalige demonstratieprojecten en het aantrekken van Europese financiering. Staatssecretaris Dilan Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat, VVD) ontraadde de motie “omdat TNO-onderzoek toch echt duidelijk laat zien dat daar niet de potentie ligt”. Desondanks kreeg de motie steun van coalitiepartijen CDA, D66 en CU, naast een bonte coalitie van linkse en rechtse oppositiepartijen. De VVD stemde tegen, net als PVV, FVD en PVDD.
Een tweede aangenomen motie over dit onderwerp was voorzichtiger van aard en kreeg meer steun omdat de VVD zich nu wel in de tekst kon vinden. Tom van der Lee (GroenLinks) wil dat de regering onderzoekt welke kennislacunes moeten worden ingevuld opdat technieken uit de sector energie uit water op een kostenefficiënte manier kunnen bijdragen aan de energietransitie. Als er perspectief is voor een of meerdere technieken dan zou de overheid daartoe budget vrij moeten maken.
Sector wil fors uitpakken
De sector reageert tevreden op de twee moties, hetgeen niet verwonderlijk is. Na het negatieve oordeel van het kabinet afgelopen maart is er volop contact geweest. De oproep van de Kamer komt precies op tijd, zegt Britta Schaffmeister: “Begin september moeten de knopen namelijk worden doorgehakt over de programmatische aanpak van het verdere onderzoek naar marine energy.” Schaffmeister is CEO van het Dutch Marine Energy Centre (DMEC) dat zich richt op zowel ondersteunen van nieuwe ontwikkelingen in de sector en optreedt als lobby-organisatie.
Nederlandse bedrijven in de sector willen niet achterblijven in Europa, waar de Europese Commissie een doelstelling van 100 MW opgesteld vermogen in energie uit water heeft gesteld voor 2025. De sector zou van deze doelstelling 30 MW aan projecten in Nederland willen ontwikkelen. Gezien het gegeven dat er nog vrijwel niets anders is gerealiseerd dan demonstratieprojecten, is dat een enorme doelstelling.
“In de motie Stoffer staat duidelijk welke kant het op moet gaan: een innovatieprogramma met grootschalige demonstraties én extra inzet van het Rijk om Europese financiering aan te trekken”, zegt Schaffmeister. Met deze inzet kunnen de kosten omlaag en kunnen Nederlandse ondernemers een snel groeiende internationale markt te ontsluiten.
Dat is ook het perspectief van Stoffer. “We zien echt mogelijkheden, ook als het gaat om een exportproduct. Maar dan moeten we wel voorbeeldprojecten in eigen land hebben. We hebben mogelijkheden om iets te doen, maar die worden nu tegengewerkt omdat men er niet in geloofd.” Met zijn motie hoopt hij deze attitude te kunnen omkeren.