Minister Van ‘t Wout ziet geen reden voor het stimuleren van verschillende vormen van energie uit water, want andere vormen van hernieuwbare elektriciteit zijn goedkoper. Het is geen taak van de overheid om met opdrachten bij te dragen aan opschaling en kostendaling, aldus de minister -een redenering die de Nederlandse overheid vaker poneert. De sector hoopt op een herziening van dit standpunt in 2023 en verlegt intussen de aandacht richting het buitenland.
Er is al jaren veel onderzoek naar energie uit water in Nederland, dat wil zeggen uit de stroming van het tij, de beweging van golfslag of het verschil tussen zout en zoet water. Er lopen enkele demonstratieprojecten, zoals de getijdenturbines in de Oosterscheldekering van Tocardo, een golfslagproef bij Texel (Slow Mill), en de ‘blauwe energiecentrale’ werkend op het principe van reverse electro dialysis (RED) op de Afsluitdijk (Redstack). In 2019 liet de overheid al eens de potentie van de sector onderzoeken, met als conclusie dat deze potentie er zeker was, maar dat regie en steun nodig zijn.
Destijds, in 2019, beloofde toenmalig minister van Economische Zaken en Klimaat Eric Wiebes de Tweede Kamer dat hij met een routekaart elektriciteit uit water (EUW) zou komen. Voor die toezegging is wederom een verkenning Stroom uit Water opgesteld door TNO, waarop de demissionair minister Van ‘t Wout nu zijn beleid baseert.
‘Vergroting inzet overheid niet wenselijk’
“Heroverweging van bestaand nationaal beleid, c.q. van het vergroten van de nationale inzet op EUW, [is] op dit moment niet wenselijk”, schreef Van ‘t Wout op 30 maart aan de Tweede Kamer. De reden is dat de kosten voor verschillende technieken allemaal hoger zijn dan, met name, wind- en zonne-energie. Een grotere inzet van het rijk valt “niet te rijmen met de uitgangspunten van focus en massa alsmede kostenefficiëntie”.
Opvallend is dat het TNO-rapport aangeeft dat een aantal Nederlandse bedrijven qua ontwikkeling van nieuwe technologie “voorop [loopt] in het internationale veld”. Desondanks is er volgens de minister geen noodzaak om deze bedrijven te ondersteunen met het commercialiseren van hun producten.
De minister liet de deur op een kiertje voor een “herijking” in 2024, maar alleen als het gaat om kennis-leemtes. Mochten er voor die datum “geen wezenlijke andere inzichten zijn”, dan zal rond die tijd de toegang tot energie-innovatieregelingen voor EUW worden ingeperkt.
Tocardo kijkt over de grens
“We hoopten op een ander verhaal”, zegt Andries van Unen, CEO van turbineproducent Tocardo, over de positie van de overheid. Tocardo begon ruim twintig jaar geleden aan de ontwikkeling van getijdenturbines en het is een van de bedrijven waar TNO in haar rapport naar verwijst als een internationale voorloper. Tocardo heeft sinds 2015 een kleine installatie met vijf turbines in de Oosterscheldekering, maar liep sindsdien twee keer tegen een faillissement aan. Momenteel is het bedrijf, gevestigd in de Wieringermeer, in Britse handen.
De voorganger van Van Unen bij Tocardo, oprichter en voormalig CEO Hans van Breugel, heeft jarenlang geroepen dat de overheid op een of andere wijze opdrachten mogelijk zou moeten maken waardoor bedrijven als Tocardo de productie kunnen opschalen, productieprocessen efficiënter kunnen maken en zo de kosten omlaag kunnen brengen. Dat is tot dusver echter nooit gebeurd. In 2018 ging Tocardo failliet en moest Van Breugel afscheid nemen. Na een tweede faillissement in 2019 is een afgeslankt Tocardo nu in handen van twee Britse concurrenten: QED Naval en HydroWing.
De huidige CEO, Van Unen, heeft zijn hoop inmiddels gevestigd op de Europese Unie. “Ik sluit me aan bij de woorden van Hans van Breugel in het verleden: als er grote aantallen worden besteld wordt het interessant voor de markt om mee te denken”, zegt Van Unen. “De Europese doelstellingen, namelijk 100 MW getijdenenergie in 2025 en 1 GW in 2030, bieden nu natuurlijk wel kansen.” Concreet liggen die kansen nu in het Verenigd Koninkrijk waar het bedrijf een contract heeft getekend voor de levering van drie turbines voor een testlocatie bij het Isle of Wight. De connectie met de Britse eigenaren helpt het bedrijf daarbij. Naast het VK wil Tocardo zich ook richten op de VS, waar volgens Van Unen inmiddels een doelstelling van 50 MW mariene energie voor 2025 is vastgesteld, oplopend tot 1 GW in 2035.
“Getijdenenergie heeft het voordeel dat de productie voorspelbaar is. Er is geen zonsondergang of windstilte die de productie stillegt.”
Andries van Unen, CEO van Tocardo
“We willen niet afhankelijk zijn van subsidies, maar helaas werkt het zo dat we in deze fase van onze ontwikkeling een boost nodig hebben”, zegt Van Unen. “De overheid zou ook kunnen zeggen: we steunen een demonstratieproject in het buitenland. We willen naar een systeem met andere energiebronnen. Getijdenenergie heeft het voordeel dat de productie voorspelbaar is. Er is geen zonsondergang of windstilte die de productie stillegt. Door het zien en nemen van kansen kan de productie van turbines voor Nederland juist een toekomstige inkomstenbron worden.” Vooralsnog is het dat niet, al gaat het werknemersbestand van Tocardo dankzij de Britse order van de huidige drie medewerkers naar zeven à acht.
Redstack mist een brede visie
Een tweede bedrijf dat volgens TNO tot de internationale voorlopers behoort is Redstack, dat met een proefinstallatie op de Afsluitdijk experimenteert met het opwekken van elektriciteit uit zout en zoet water uit de Waddenzee en het IJsselmeer – blue energy, zoals het bedrijf het zelf noemt. Het project werd in 2016 al eens uitgeroepen tot Nationaal Icoon.
CEO Pieter Hack wijst erop dat de overheid een bredere blik op de hernieuwbare energievoorziening moet hebben dan een nauwe visie op de huidige kosten per kilowattuur. Ook Redstacks blue energy is niet afhankelijk van zon en wind, maar vol-continu beschikbaar en bovendien volledig regelbaar. Zijn centrale kan de productie opvoeren als de vraag er is, anders dan wind en zon. “Daardoor neemt de noodzaak af voor inefficiënte en kostbare technieken voor conversie en opslag”, zegt Hack.
Omdat wind- en zonne-energie moeten worden geoogst als ze leveren, wordt er hard gewerkt aan allerlei technieken (zoals batterijen, conversie naar waterstof of omzetting in warmte) om de geproduceerde hernieuwbare energie van zon en wind voor langere tijd vast te houden. Dat brengt kosten met zich mee die niet zichtbaar zijn in de huidige kostprijs voor wind- en zonne-energie. “Dus ik wil graag benadrukken dat er ook naar de systeemkosten gekeken moet worden”, zegt Hack.
Als laatste wijst Hack erop dat de minister ook zou moeten kijken naar de toekomstige economische mogelijkheden voor hoogwaardige productie en bijbehorende werkgelegenheid. Juist omdat Van ‘t Wout zelf in zijn brief stelt dat niet alleen het “theoretische energetische potentieel” groot is, maar dat er ook “economische mogelijkheden voor de EUW sector” liggen.
Sector blijft wel hopen
“Wij staan niet te juichen langs de lijn na deze brief, maar we zien nog wel kansen”, zegt Britta Schaffmeister, CEO van het Dutch Marine Energy Center (DMEC), desgevraagd in reactie op de brief. DMEC omschrijft zichzelf als een accelerator voor mariene energie en treedt op als lobby-organisatie richting de overheid. Schaffmeister begrijpt dat de overheid met wind en zon snel stappen in verduurzaming wil zetten, en op deze manier de boot gaat missen met mariene energie.
Deze beleidsaanpak is opvallend volgens Schaffmeister, omdat de Kamer juist om een Routekaart heeft gevraagd om in te spelen op de kansen die er zijn. Schaffmeister ziet dat er nog veel innovatiepotentieel is, ook al is “volgens de Europese Commissie getijdenenergie al 40% goedkoper geworden in drie jaar tijd”. Haar inzet is dat de minister in de toekomst de nu gekozen positie zal heroverwegen, en dat de sector een “eerlijke kans” krijgt om het onderzoek uit te voeren dat TNO adviseert.
Cruciaal om aangehaakt te blijven bij verdere kostenreductie is om projecten in Nederland te realiseren, aldus Schaffmeister. Deze projecten kunnen deels gefinancierd worden vanuit Europa, maar daar is wel politieke steun voor nodig vanuit Nederland. De Europese doelen “ondersteunen ons werk”, constateert Schaffmeister. “Investeerders zijn op zoek naar duurzame energie die minder weersafhankelijk is. Daar zien wij momentum waar we gebruik van kunnen maken om de benodigde opschaling van mariene energie te realiseren.”
Ook in opschaling elektrolyse investeert de overheid niet
De basis van het Nederlandse beleid die zich uitkristalliseert, is dat de overheid wel investeert in onderzoek, maar niet in opschaling en kostenreductie waardoor een industrie levensvatbaar wordt en internationaal succesvol. Dit bleek ook bij de recente bekendmaking van de investeringen van het zogeheten Groeifonds, dat €20 mrd te besteden heeft. Voor de opschaling en kostenreductie van elektrolyse voor de productie van groene waterstof voor verduurzaming van de industrie, hadden de drie topsectoren Chemie, Energie en Hightech Systemen & Materialen gezamenlijk een plan ingediend waarvoor €738 mln werd gevraagd uit het Groeifonds. Andere partijen zouden nog eens €1.250 mln bijdragen.
“Men moet zich in Den Haag realiseren dat waterkracht in de toekomst een sector kan zijn waar ook miljarden in om kunnen gaan.”
Hans van Breugel, voormalig CEO van Tocardo
De beoordelingscommissie zag de toegevoegde waarde niet van bijvoorbeeld de bouw van 100 MW elektrolysers (€200 mln) en de bekostiging van grootschalige waterstoftoepassingen (eveneens €200 mln). De commissie vond de bijdrage van deze programmaonderdelen aan het verdienvermogen namelijk onvoldoende onderbouwd: “Het doel lijkt vooral opschaling en kostenreductie te zijn en niet het creëren van innovatieve kennis of industrieën”. Opschaling en kostenreductie zijn echter essentieel voor groene waterstof om de rol op zich te kunnen nemen die het van alle kanten voor verduurzaming van de economie wordt toegedicht. De indieners van het plan moesten het doen met niet meer dan 10% van het aangevraagde bedrag.
Ook windturbine-industrie ging verloren
De eerder geciteerde, voormalige CEO van Tocardo, Hans van Breugel, maakte drie jaar geleden in gesprek met Energeia al een vergelijking van het gebrek aan steun voor energie uit water met de ondergang van de Nederlandse windturbine-industrie twintig jaar geleden. Ondanks degelijk onderzoek en grote kennis verdwenen destijds alle Nederlandse windturbinebouwers een voor een van de markt omdat de ontwikkeling van windparken traag op gang kwam en er dus ook geen schaalvergroting was in de industrie. In Denemarken en Duitsland werd er wel in windenergie geïnvesteerd, en nu staan Nederlandse windparken vol geïmporteerde windturbines uit, met name, die twee landen. “Men moet zich in Den Haag realiseren dat waterkracht in de toekomst een sector kan zijn waar ook miljarden in om kunnen gaan, net als wind- en zonne-energie nu”, aldus Van Breugel drie jaar geleden.