De discussie over de toekomst van de warmtesector laaide de afgelopen jaren hoog op, na de aankondiging van de plannen om publiek eigendom van de infrastructuur op te nemen in de nieuwe warmtewet, de Wet Collectieve Warmte. Een goed moment om eens te kijken naar de verschillende typen warmtebedrijven die Nederland nu rijk is. Vandaag: het private warmtebedrijf Energie voor Elkaar, dat het tweede lustrum viert.
De klassieke molen Concordia torent boven het kantoor van Energie voor Elkaar uit. Van binnen is de industriële geschiedenis van het bedrijf nog goed te herkennen aan de bakstenen muren en de grote stalen trap naar boven. Daar wacht een moderne no-nonsense kantooromgeving. Het past bij het bedrijf, dat tien jaar geleden begon. De eerste levering van duurzame warmte was aan nieuwbouwwijk Kernhem.
Platform
“Ik ben van huis uit milieukundige”, zegt directeur Valentijn Kleijnen. Hij hielp bedrijven en organisaties te verduurzamen. Het idee voor de oprichting van een warmtebedrijf ontstond door een project om een kaasfabriek CO₂-neutraal te maken, wat zoveel warmte opleverde dat ook de nabijgelegen woningen van een woningcorporatie daarvan konden profiteren. “Toen zijn we met Warmtebedrijf Ede begonnen”, zegt Kleijnen. Dat eerste begin is in het afgelopen decennium uitgegroeid tot het platformbedrijf Energie voor Elkaar, met ontwikkel-, beheer- en participatie-bv’s.
Inmiddels heeft Energie voor Elkaar naast het warmtenet in Ede, ook een warmtenet in Amersfoort, en is het in verschillende stadia actief in zo’n vijftien gemeenten. In totaal zijn de netten goed voor zo’n 35.000 WEQ (woningequivalenten, de eenheid waarin de omvang van warmtenetten wordt uitgedrukt). Deze maand werd bovendien bekend dat Energie voor Elkaar met het lokale Polderwarmte gaat werken aan een warmtenet in de Waarderpolder in Haarlem. Bovendien zit het bedrijf in een consortium voor onderzoek naar aardwarmte in het gebied dat uiteindelijk warmtenetten zou kunnen voeden in Haarlemmermeer, Amstelveen, Uithoorn, Aalsmeer en De Ronde Venen.
“Elke regio heeft zijn eigen tempo, woningdichtheid, bronnen, politiek, cultuur en mentaliteit. Het is belangrijk daarop aan te sluiten.”
Valentijn Kleijnen
Snelheid
“In elke regio waar we actief zijn, gaan we samenwerkingen aan”, zegt Kleijnen. “Elke regio is anders, heeft zijn eigen tempo, eigen dichtheid qua woningen, eigen bronnen, eigen politiek, cultuur en mentaliteit. Het is belangrijk daarop aan te sluiten.” Dat maakt dat het bedrijf niet schrikt van het voornemen in de nieuwe warmtewet, het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening, om een publiek meerderheidsaandeel te verplichten voor warmte-infrastructuur. “In onze organisatie is ruimte voor die samenwerking”.
Dat wil niet zeggen dat Kleijnen zonder meer enthousiast is over de nieuwe warmtewet. Sowieso is hij bezorgd over de vertraging die de discussie en de onduidelijkheid over de precieze inhoud van de wet oplevert. Hij zou ook liever meer vrijheid en meer ruimte zien om een warmtenet zo in te richten als lokaal passend en wenselijk is. “Nu worden private warmtebedrijven buitengesloten, dat is wel jammer. De innovatiekracht is hard nodig”, zegt de warmtedirecteur. “Als je het open laat, dan kan ook iemand iets nieuws bedenken, niet een academisch model, maar iets dat slim is en realistisch, en in de lokale context past.”
Kleijnen had liever gezien dat in deze fase van de transitie “alleen aan de randen wordt gereguleerd”, bijvoorbeeld met vergunningen, eisen aan de betaalbaarheid en regels voor duurzaamheid. “Dan krijg je snelheid en innovatiekracht. In 2040 zouden dan strengere regels kunnen volgen.”
Vollooprisico
De warmtewet is één van de twee belangrijke wetten die op stapel staan voor de warmtesector. De andere is de wet die het mogelijk maakt voor gemeenten om wijken aan te wijzen waar de gaslevering wordt gestopt (het wetsvoorstel Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie of WGIW). Dat betekent niet dat mensen verplicht over moeten op een warmtenet; ze kunnen ook voor een eigen oplossing kiezen. Dat wordt in de warmtewereld het vollooprisico genoemd: het risico dat onvoldoende mensen tijdig aansluiten op een warmtenet om de kosten terug te verdienen.
Kleijnen heeft vertrouwen in het aanbod van Energie voor Elkaar: “Als je het goed en enthousiast uitlegt, dan willen mensen meedoen. Bij een aansluiting op een warmtenet zijn mensen volledig ontzorgd. Er is altijd warmte. En als er een storing is, staat er binnen een paar uur een installateur op de stoep om het op te lossen. Stel dat je eigen warmtepomp stuk gaat, hoe lang duurt het dan voordat de monteur tijd heeft om langs te komen?”
“Als je het warmtenet eerst organiseert met de mensen die willen, dan zegt die andere groep straks ‘hee, wat een goed idee, dat willen we ook’.”
Valentijn Kleijnen
Bovendien is het helemaal niet erg als mensen niet meedoen, meent Kleijnen. “De kracht van de energietransitie is dat mensen ook mogen afwijken.” En als dat dan betekent dat er te weinig mensen mee willen om een warmtenet rendabel te maken in een bepaalde wijk, dan gaat Energie voor Elkaar ergens anders verder met ontwikkelen. “Iedereen heeft zijn eigen tijd nodig. Als je het warmtenet eerst organiseert met de mensen die willen, dan zegt die andere groep straks ‘hee, wat een goed idee, dat willen we ook’.” Mensen mogen zich wat Kleijnen betreft best later nog bedenken. “Ik geloof in de kracht van ons product.”
Kritiek
Energie voor Elkaar is nog niet rendabel, mede vanwege de uitbreidingsplannen. Een aantal jaar geleden, toen de huidige structuur van Energie voor Elkaar in elkaar werd gezet, is Kleijnen op zoek gegaan naar een investeerder. Die heeft het bedrijf gevonden in het investeringsfonds Asper Dorothea, dat onder andere investeert met geld van de Europese Investeringsbank en pensioenfonds ABP. De komst van het investeringsfonds leverde onrust op in Ede.
Ook de bio-energiecentrales die het net in Ede van warmte voorzien, lagen geregeld onder vuur in de gemeenteraad. Daar is ook niet alles goed gegaan, zei directeur Kleijnen toentertijd tegen Energeia, en die problemen zijn aangepakt. Er komen geen nieuwe bio-energiecentrales meer bij, zegt hij nu. “Het draagvlak voor biogrondstoffen is niet zo groot.”
Bronnen
In plaats daarvan worden de huidige “duurzame energie-installaties” in Ede worden omgebouwd tot hybride installaties, in een combinatie met warmtepompen en zonnepanelen. Er ligt een overeenkomst met een datacenter, dat warmte gaat leveren in ruil voor koude van het warmtebedrijf. Energie voor Elkaar heeft een concessie voor aardwarmte-onderzoek en een SDE-beschikking, plannen voor een proefboring worden gemaakt.
In Amersfoort was het van meet af aan de bedoeling dat de biomassacentrales steeds minder vaak ingezet zouden gaan worden, naarmate er meer andere bronnen bijkwamen om het net met warmte te voeden. Uiteindelijk zouden de bio-energiecentrales slechts voor piek en back-up dienen. Energie voor Elkaar doet daar onderzoek naar riothermie (warmte uit rioolwater), en ook daar heeft het bedrijf een concessie voor geothermie.
“Ik krijg seizoensopslag nog niet rondgerekend. Dat komt nog wel. Dat moet je echt grootschalig aanpakken.”
Valentijn Kleijnen
Nog mooier wordt het als verschillende netdelen elkaar kunnen voeden met warmte; dus de retourwarmte van een netdeel dat een hoge temperatuur gebruikt, kan worden ingezet voor een netdeel dat op een lagere tempertuur werkt. Dat heet cascadering, maar daarvoor moet het net wel een behoorlijke omvang hebben, en uit verschillende delen bestaan. Juist daarom lijkt het Kleijnen een goed idee om kleine netdelen te verplichten aan te sluiten op grotere netten in de buurt; daar is efficiencywinst te behalen.
Waterstof
Bronnen, temperaturen, cascadering, de werking van warmtenetten is een onderwerp dat Kleijnen duidelijk na aan het hart ligt. Hij is “helemaal wild” van seizoensopslag, dat wil zeggen, het opslaan van warmte in de zomer om in de winter te gebruiken. Dat kan de inzet van een geothermiebron of zonnethermie in een systeem enorm verbeteren. “Maar ik krijg het nog niet rondgerekend”, zegt hij. Dan fleurt hij op: “Dat komt nog wel. Dat moet je echt grootschalig aanpakken.”
Ook waterstof heeft zijn aandacht. Er loopt een vergunningsaanvraag voor een elektrolyser om met zonnestroom waterstof te maken. Kleijnen is niet van plan dat waterstof in de gasleidingen of een gascentrale te voeden. “Waterstof voor warmte is niet nuttig.” Het gaat hem om de warmte die ontstaat bij het elektrolyseproces. “De waterstof kunnen we als product verkopen op de markt.”
Plannen te over. De huidige strategie loopt tot 2042. Wat komt daarna? “We hopen in 2050 klaar te zijn, dan moet iedereen van het aardgas af zijn”, zegt directeur Kleijnen. “Voor hoeveel er nog moet gebeuren is 2050 al dichtbij.” Hij kijkt bezorgd, haalt dan zijn schouders op, lacht en zegt: “Aan ons zal het niet liggen, wij gaan gewoon door.”
Verhalen over warmtebedrijven
Deze zomerserie bestaat uit vier verhalen over warmtebedrijven, die de verscheidenheid in de warmtesector laten zien. Gekozen is voor een publiek bedrijf (Mijnwater), een coöperatief bedrijf (Thermo Bello), een relatief jong privaat bedrijf (Energie voor Elkaar), en een privaat bedrijf met een lange staat van dienst (Eneco). Voorwaarde was dat alle bedrijven ook daadwerkelijk en al langere tijd warmte leveren. Dit is geen serie over plannen of projecten, maar over de praktijk.
Energeia schrijft natuurlijk vaker over warmtebedrijven. Zo werden eerder HVC, Eteck, Ennatuurlijk en Stadsverwarming Purmerend al eens geportretteerd.