Bijna alle dragers voor het transport van waterstof bevatten zogenoemde Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS), of kunnen die ontwikkelen. Dat blijkt uit onderzoek van het RIVM. Volgens het kennis- en onderzoeksinstituut moet op zijn minst de uitstoot van de stoffen geminimaliseerd worden. Liever nog wordt het gebruik ervan helemaal vermeden.
De Europese Unie produceert in 2030 naar verwachting zo’n 10 megaton aan duurzaam opgewekte waterstof. Nog eens eenzelfde hoeveelheid wordt tegen die tijd geïmporteerd, voor een groot deel via Nederlandse havens. Om waterstof te kunnen transporteren, moet het worden gebonden aan zogenoemde vloeibare waterstofdragers. Dat zijn veelal chemische stoffen die als ZZS gekwalificeerd kunnen worden. Ook is het mogelijk er tijdens het binden of afgeven van waterstof schadelijke stoffen gevormd worden.
Voordat waterstof op transport gaat, wordt het eerst gebonden aan een drager. Na aankomst op de plaats van bestemming kan dit product dan tijdelijk worden opgeslagen. Vervolgens wordt de waterstof afgegeven, zoals dat heet. De drager gaat daarna terug naar de plaats van herkomst om te worden hergebruikt. Er bestaan ook circulaire dragers, namelijk koolstofdioxide en stikstof. Die stoffen kunnen na afgifte terugvloeien naar de atmosfeer; retourtransport is dan dus niet nodig.
Alle door het RIVM onderzochte dragers bevatten één of meerdere stoffen met ZZS-eigenschappen, of zijn op zijn minst giftig. De mate waarin verschilt. Tolueen, een van de dragers die het dichtst bij grootschalige toepassing is, vormt tijdens de binding en afgifte drie Zeer Zorgwekkende Stoffen, waarvan benzeen de voornaamste is. Methanol en mierenzuur kunnen tijdens de afgifte de koolmonoxide vormen – ook een ZZS. De circulaire drager ammoniak bevat geen stoffen met ZZS-eigenschappen, maar is wel “acuut zeer giftig”.
ZZS kunnen schadelijk zijn voor mens en milieu, doordat ze bijvoorbeeld kankerverwekkend zijn of de voortplanting belemmeringen. Het RIVM adviseert daarom om bij nieuwe toepassingen, zoals het transport van waterstof, het gebruik ervan zoveel mogelijk te vermijden. Lukt dat niet, dan moet de uitstoot ervan geminimaliseerd worden. Bedrijven zouden hier vanaf de ontwerpfase tot en met het gebruik aandacht voor moeten hebben, zo stelt het instituut.