Het huidige energiebeleid richt zich momenteel vooral op het tegengaan van negatieve sociale effecten van de energietransitie, zoals het nieuwe prijsplafond voor energie. Een dergelijke focus in het energiebeleid is te beperkend. Een meer inspirerend perspectief ligt binnen handbereik als we de energietransitie koppelen aan het ideaal van een vitale, rechtvaardige en democratische samenleving. Dit betekent een andere kijk op de rol van de staat.
The Just Energy Essays
Dit essay is onderdeel van de serie ‘The Just Energy Essays’. Tot begin maart 2023 wordt er iedere week een essay gepubliceerd op Energeia, met steeds een nieuw perspectief op rechtvaardige energietransities. De essays komen van filosofen, technici, juristen, sociologen, politicologen, ontwikkelingsonderzoekers, onderzoekers die zich focussen op de invloed van gender, en meer. Deze serie is ontwikkeld in samenwerking met de Urban Futures Studio, Universiteit Utrecht. Voor meer informatie over deze serie, stuur een e-mail naar dr. Jesse Hoffman.
In 2022 stond de energietransitie plotseling aan de top van de politieke agenda. Was de energietransitie lang vooral een onderwerp van deskundigen, nu is dat helemaal anders: de uitfasering van fossiele brandstoffen als kolen, aardgas en -olie staat ineens op ieders netvlies. De Russische inval in Oekraïne zette alles op scherp. In feite nam de politieke discussie al een aanloop, bijvoorbeeld in de vragen rond de rol en behandeling van datacenters, de hernieuwde aandacht voor kernenergie en de stikstofcrisis.
Sinds een paar jaar pleiten NGO’s, politici, academici en ook overheidsinstanties binnen en buiten Nederland voor een ‘rechtvaardige energietransitie’. In december 2022 stemde de EU in met het Nederlandse ‘Just Transition Plan’ en stelde €623 mln beschikbaar. Het Nederlandse plan richt zich vooral op werkgelegenheid, zoals het omscholen van de 49.000 werknemers in de fossiele industrie. Hoewel het plan op het eerste gezicht aansprekend is, wringt er iets. Het beleid gaat namelijk vooral over het voorkomen van wat we niet willen, zoals energiearmoede of een toename van werkloosheid na de afbouw van fossiele activiteiten. Maar wat willen we dan wél?
Van nieuwe energiebronnen naar politieke verandering
Veranderingen in een energiesysteem kondigen meestal een grote maatschappelijke en politieke transitie aan. Goede voorbeelden hiervan zijn de oliecrises van 1973 en 1979. In beide crises werd de nieuwe afhankelijkheid van olie pijnlijk duidelijk: de verregaande prijsstijging trok Nederland stapsgewijs in de economische malaise. Daarbij voerde ze de druk op de omvangrijke overheidsuitgaven op, die met name door de opgebouwde welvaartsstaat op een ongekende wijze waren gegroeid.
De tweede oliecrisis trok Nederland dieper de economische malaise in, met een grote aantal faillissementen en massawerkeloosheid als gevolg. Het vormde de start voor het ontstaan van een nieuw politiek en economisch paradigma in Nederland. Het bedrijfsleven roerde zich en pleitte via publicaties en lobbywerk voor verregaande bezuinigingen en de liberalisering van de economie. De olie-economie en de crises die eruit voortvloeiden, leidden een politieke aardverschuiving in die tot op de dag van vandaag bepaalt wat als redelijk, wenselijk en haalbaar wordt gezien en tevens de politieke dominantie van het CDA en de VVD mogelijk maakte – nu alweer zo’n 45 jaar.
Een energietransitie is dus nooit alleen een technisch vraagstuk. De hedendaagse politieke orde is diep geworteld in onze omgang met energie. We worden ook misleid door het woord ‘transitie’. Het suggereert dat de ‘energietransitie’ een technische wisseling van brandstoffen is: gas en olie eruit, hernieuwbaar erin, en rijden maar weer! Als we maar vertrouwen op deugdelijke technische kennis en doordachte beleidskeuzes maken, kunnen we de transitie ‘managen’.
Maar niets is minder waar. Zo leggen duurzame bronnen soms meer dan honderd keer zoveel beslag op de ruimte als fossiele bronnen. Daarbovenop komt nog de benodigde uitbreiding van de energie-infrastructuur door opkomende elektrificatie, de omvorming van het netwerk voor hernieuwbare bronnen, en de opzet van een infrastructuur voor nieuwe energiedragers als waterstof en de keuze uit de juiste toepassing voor dergelijke dure nieuwe energiedragers.
In de komende tien jaar vindt een ongekende herverdeling plaats van de toegang tot energie, met een nieuwe prijsvorming, met een andere omgang met schaarse ruimte, het aantrekken van investeringen, en de ontwikkeling van economische activiteit. De geschiedenis leert wat voor een impact zo’n transformatie kan hebben. Denk maar aan de Nederlandse turf die werd geëxporteerd naar Brussel en Parijs en daarmee een nieuwe economie tot stand bracht. De 19e-eeuwse netwerken van stoomtreinen gestookt op steenkool brachten verre oorden samen die natiestaten konden vormen. Steenkool stond bovendien aan de basis van de opkomst van de sociaaldemocratie en de welvaartsstaat.
Zoals toegang tot fossiele energie samenlevingen en politieke instanties hielp vormen, zo betekent een nieuwe energie-infrastructuur gebaseerd op hernieuwbare bronnen wederom een herverdeling van macht en middelen en het ontstaan van een nieuwe politieke realiteit. De vraag is: hoe gaat die herverdeling zich voltrekken? Wie profiteert, en wie betaalt de prijs?
Het bevorderen van een energietransitie die actief bijdraagt aan een meer vitale, rechtvaardige en democratische samenleving
Lang is aangenomen dat de ontwikkeling van een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare bronnen automatisch ook tot positieve neveneffecten zou leiden voor de machtsverdeling. Uit verschillende onderzoeken van de afgelopen vijftien jaar blijkt echter dat deze positieve sociale effecten niet optreden. Sterker nog, de energietransitie lijkt juist in de tegengestelde richting te bewegen: investeringen in duurzame energie wereldwijd lijken tot meer sociale ongelijkheid te leiden – niet minder.
Uit onderzoek van twee economen verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen bleek dat gesubsidieerde windprojecten in 2019 en 2020 zodanig veel subsidie ontvingen dat de investeerders grote overwinsten in eigen zak konden steken. De dominantie van grote bedrijven in de ontvangst van energiesubsidies als de SDE(+)(++) is in de afgelopen tien jaar steeds zichtbaarder geworden. De prijs voor deze subsidies wordt echter juist weer deels door gewone huishoudens opgebracht. Daarnaast worden burgers vooral geconfronteerd met de uitkomsten van beleid, vaak in hun eigen leefomgeving, en voelen zich genegeerd bij belangrijke gesprekken over de toekomst van energie.
Recent is er meer oog voor de bredere impact van de energietransitie. Deze kan niet alleen leiden tot onrechtvaardige uitkomsten maar kan ook de democratische samenleving zélf ondergraven. De maatschappelijke kosten van de transitie zijn vaak ongelijk verdeeld over regio’s. Een groot deel van nieuwe energieprojecten wordt gefinancierd door buitenlandse investeerders, waardoor het eigenaarschap en zeggenschap buiten de lokale omgeving komt te liggen. De winsten die worden gemaakt op energieprojecten, veelal gesubsidieerd door de Nederlandse overheid met Nederlands belastinggeld, vloeien uit het land weg.
Elders lopen landen met zwakkere economieën, bijvoorbeeld Afrikaanse landen als Namibië, het risico te worden ingelijfd in een strategie waarbij veel energieopwekking daar plaatsvindt, maar alleen met de ambitie om de energie vervolgens in de vorm van waterstof naar Europa af te voeren.
Ook op lokaal niveau zien we onrechtvaardige uitkomsten. Experimenten met aardgasvrije wijken vinden met name plaats in naoorlogse wijken als Rotterdam Pendrecht, Utrecht Overvecht of Paddepoel in Groningen; wijken die vaak al veel economische armoede en gezondheidsproblematiek kennen. Hoewel een dergelijke transitie ingrijpend is, worden bewoners onvoldoende betrokken bij en geïnformeerd over deze projecten. Dit is extra problematisch omdat de praktijk weerbarstiger blijkt dan vooraf gedacht; in deze wijken zijn burgers kwetsbaarder en lopen zij dus nog meer risico nadeel te ondervinden van eventuele problemen als gevolg van experimenten rondom de transitie naar aardgasvrij wonen.
Deze ongelijkheid is niet alleen oneerlijk, zij brengt ook de steun voor een dergelijke transitie in gevaar. De rellen en woede rondom het stikstofdossier, een exponent van de landbouw, die erg intensief gebruik maakt van fossiele brandstoffen, zijn sprekende voorbeelden van de grote onvrede en harde conflicten die daardoor veroorzaakt kunnen worden.
Tijd voor een overtuigende visie op een rechtvaardige energietransitie
Het probleem is volgens ons dat er nu een overtuigende visie ontbreekt hoe we de investeringen in duurzame energievormen lokaal, regionaal en nationaal kunnen koppelen aan een rechtvaardige toekomst voor alle Nederlandse burgers. Zonder aandacht voor de wijze waarop energietransitie en sociale rechtvaardigheid gekoppeld worden in beleidsinstrumenten en besluitvorming, blijft het risico op een onrechtvaardige energietransitie levensgroot.
Seminar
In een bijdrage aan een breder perspectief en inzicht in de vormgeving van rechtvaardige energietransitie, zijn diverse onderzoekers gevraagd om een essay te schrijven op dit onderwerp. De essays komen van filosofen, technici, juristen, sociologen, politicologen, ontwikkelingsonderzoekers, onderzoekers die zich focussen op de invloed van gender, en meer. In de komende weken wordt steeds een essay gepubliceerd op Energeia. Op 7 maart 2023 vindt een seminar plaats over de vormgeving aan een rechtvaardige energietransitie. Geïnteresseerd in deelname? Stuur dan een email naar Marte Vroom.
Dit vraagt ook aandacht voor de rolopvatting van de overheid. Tot op heden kiest de overheid vaak voor een faciliterende rol in de energietransitie, zowel aan de vraag- als aanbodkant. Voor de vormgeving van een rechtvaardige energietransitie is dit niet afdoende, zoals onder meer de discussie over datacenters heeft laten zien. Dit vraagt een meer missie- en sturingsgerichte overheid, die ook komt met een visie op de energiehoofdinfrastructuur.