Hoewel CO₂-afvang en opslag (CCS) belangrijk is voor het halen van klimaatdoelen, komt de ontwikkeling ervan pas net op gang. Publieke weerstand zou die ontwikkeling kunnen vertragen. Om tempo te maken en te houden is het van belang dat de sector meer openheid van zaken geeft en informatie gaat delen, stelt EBN in een analyse.
In het recent gepresenteerde Nationaal Plan Energiesysteem constateert het inmiddels demissionaire kabinet dat CCS (carbon capture and storage) op de korte termijn “essentieel” is om de klimaatdoelen te halen, door snel emissies te reduceren van fossiel energiegebruik in de industrie. Op lange termijn -richting 2050- is CCS nodig om negatieve emissies mogelijk te maken, die noodzakelijk zijn om uitstoot te compenseren die niet teruggebracht kan worden naar nul, zoals methaanuitstoot in de landbouw.
Het beleid voor negatieve emissies moet nog grotendeels vorm krijgen. Onderzoeksbureau CE Delft riep onlangs op hier vaart mee te maken. Het kabinet zet intussen naar eigen zeggen in op “een tijdige uitrol” van CO₂-opslag op de Noordzee. Voor dit doel zijn de projecten Porthos en Aramis opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (Miek), waarin energie-infrastructuurprojecten van nationaal belang staan die prioriteit krijgen bij de uitvoering.
Porthos en Aramis
Porthos is een initiatief van EBN, Gasunie en Havenbedrijf Rotterdam om jaarlijks 2,5 megaton CO₂ op te slaan in een leeg gasveld onder de Noordzee. Die CO₂ is afkomstig van vier bedrijven in de Rotterdamse haven (Air Liquide, Air Products, Shell en ExxonMobil) en gaat per pijpleiding naar de opslaglocatie.
De toekomst van Porthos is vooralsnog onzeker, omdat stikstofrestricties de uitvoering ervan dwars zitten. In augustus hoopt de Raad van State uitspraak te doen in een zaak over milieuschade tijdens de bouw.
Aramis is een project van EBN, Gasunie, Shell en Total, waarbij industriebedrijven per (binnenvaart)schip hun kooldioxide kunnen vervoeren naar een compressorgebouw op de Rotterdamse Maasvlakte, vanwaaruit het per pijp onder de zeebodem verdwijnt. In 2027 moet het mogelijk zijn om op die manier circa 7 megaton CO₂ op te slaan. Uiteindelijk moet dat doorgroeien naar 22 megaton per jaar.
Staatsbedrijf Energie Beheer Nederland (EBN) is mede-initiatiefnemer van zowel Porthos als Aramis, de twee grootste CCS-projecten die op dit moment in Nederland in ontwikkeling zijn (zie kader). Nu al is duidelijk dat deze twee projecten niet genoeg zullen zijn om de Nederlandse behoefte aan CO₂-opslagcapaciteit op termijn te kunnen afdekken (zie onderstaande grafiek). Temeer ook omdat Nederland naar verwachting ook Duitse en Belgische CO₂ zal gaan opslaan.
Om een goed beeld te krijgen van de kansen en uitdagingen van de verdere ontwikkeling van CCS in Nederland en daarbuiten -ook in het buitenland staat grootschalige CCS immers nog in de kinderschoenen- voerden Pares Ramman en Denis Kadito van EBN een analyse uit, waarvoor ze spraken met verschillende experts die vanuit onderzoek, beleid of bedrijfsleven betrokken zijn bij de ontwikkeling van CCS.
Beter informatie delen
Een belangrijke uitkomst van de rondgang: voor een succesvolle uitrol van CCS is het belangrijk om beter informatie te delen. Dat geldt zowel voor betrokken bedrijven en instellingen onderling, zodat veelbelovende technieken sneller kunnen opschalen, als voor de communicatie naar het grote publiek. Met dat laatste zijn misvattingen over CCS te voorkomen, wat de weerstand tegen de techniek kan ondervangen, aldus de analyse.
Verwachte behoefte aan CO₂-opslagcapaciteit in Nederland
(Grafiek: CE Delft/TNO)
Dat zegt onder meer Zoe Kapetaki, voormalig medewerker van de wetenschappelijke dienst van de Europese Commissie en thans CCUS-consultant bij TNO (CCUS is carbon capture, usage and storage). “Technische kwesties kunnen worden opgelost. De perceptie van het publiek is een grotere uitdaging, zeker in onze gepolariseerde samenleving.” Volgens haar zijn er twee groepen tegenstanders van CCS, een groep die de techniek uit principe verwerpt en een groep die simpelweg geen goed beeld heeft van de voor- en nadelen ervan. Met name die tweede groep is volgens haar best te overtuigen van de nut en noodzaak van CCS. “Het komt neer op het delen van informatie, het contact zoeken met het grote publiek en het spreken van een gemeenschappelijke taal.”
Onderzoeker Pares Ramman deelt die visie. De noodzaak om informatie te delen, was een van de redenen om de analyse te maken en om in kaart te brengen waar de CCS-sector nu staat. “Wij willen een zo eerlijk mogelijk verhaal geven over waarom CCS belangrijk is en waar we met de ontwikkeling van CCS tegenaan lopen”, zegt hij.
Belang Porthos
Een van de punten die Ramman en Kadito maken is dat Porthos een game changer kan worden in de strijd tegen klimaatverandering. Dat komt ook omdat Porthos op industriële schaal CO₂ gaat opslaan in een leeg gasveld, terwijl CCS in de afgelopen decennia vooral was gericht op opslag in aquifers (watervoerende aardlagen) of in halfvolle olievelden om de productie te verhogen.
“In feite is de techniek er al, alleen de opslag is in een ander reservoir. Dat is de grootste twist”, zegt Ramman. “We hebben nog geen ervaring op industriële schaal met het injecteren van CO₂ in lege gasvelden. CO₂ reageert onder druk heel anders dan koolwaterstoffen. Als we operationeel zijn, dan kunnen we onze modellen valideren en onze ervaringen delen. Porthos kan de wereld bewijzen dat grootschalige CO₂-opslag in lege gasvelden mogelijk is.”
De resultaten kunnen ook twijfels bij het grote publiek over permanente ondergrondse CO₂-opslag wegnemen, en zo een bron van vertraging bij projecten wegnemen, schrijven de onderzoekers. Volgens Ramman onderstreepten alle geïnterviewden de noodzaak voor een nieuwe cultuur van openheid over het delen van resultaten van projecten, iets wat nu nog maar mondjesmaat gebeurt.
Onderling resultaten delen
Die nieuwe cultuur van openheid is niet alleen belangrijk voor de communicatie naar het grote publiek, maar ook voor betrokkenen bij CCS onderling. “Er spelen vertrouwelijkheidskwesties tussen bedrijven die de voortgang op brancheniveau belemmeren”, zegt geïnterviewde Edwin van Drunen van offshore ingenieursbureau Enersea. “In dit vroege stadium zou er in de sector meer drive moeten zijn om samen te werken en kennis te delen.”
Het beschermen van commerciële belangen met geheimhoudingsverklaringen gaan in tegen dit belang, stelt Van Drunen. “We weten allemaal hoe dit werkt in de olie- en gasindustrie. Om de CO₂-industrie te ontwikkelen moeten de bevindingen van gezamenlijke projecten gedeeld worden, maar dat gebeurt op dit moment nog onvoldoende.”
Ook voor Ramman is de noodzaak duidelijk om meer samen te werken en kennis te delen. Tegelijkertijd kijkt hij met optimisme naar de toekomst. “Ik ben veel mensen tegengekomen die echt geloven in CCS, die iets goeds willen afleveren voor de maatschappij en verder kijken dan hun eigen carrière. Het besef groeit in de sector dat we samen sterker zijn dan alleen.”