Er moet veel meer maatwerk komen bij het verduurzamen van de gebouwde omgeving. De wijkgerichte aanpak van gemeenten leidt nu namelijk vaak tot een enkele oplossing voor hele wijken, die echter vanwege hun heterogeniteit veel beter geschikt zijn voor verschillende soorten maatregelen. Dat stelt netbeheerder Stedin in het discussiedocument ‘Bouwstenen voor een betaalbare warmtetransitie in de gebouwde omgeving’. Henri Bontenbal, strateeg bij Stedin en auteur van het stuk, licht toe.
In een serie rapporten en position papers in het afgelopen jaar draagt Stedin voor de energietransitie in de gebouwde omgeving een consistente boodschap uit: gooi het gasnet niet zomaar bij het oud vuil, zet naast warmtenetten en all electric-oplossingen in op een warmtevoorziening met hybride warmtepompen, en werk geleidelijk toe naar een gasnet met een groter percentage groen gas en waterstof. Bontenbal: “We kunnen in 2050 een aantal miljard kuub groen gas in Nederland produceren. De industrie wil daar natuurlijk ook gebruik van maken, dus je zal met een verdeelvraagstuk te maken krijgen. Maar in principe zou je daar een paar miljoen woningen met een hybride warmtepomp mee kunnen verwarmen.”
Dat schept dus mogelijkheden voor deze technologie, maar hoe moet maatwerk voor woonwijken eruit zien?
“Het gaat over welke oplossingen op welke plek het beste zijn. Soms is dat all electric, soms een warmtenet, maar het derde spoor, de hybride warmtepomp, kan een goed alternatief zijn. Nu wordt er vaak heel snel naar een warmtenet gegrepen. Dat kan voor delen van een wijk waar het warmtenet veruit de meest kosteneffectieve route is prima zijn, maar in andere gevallen niet. Neem het voorbeeld uit mijn eigen gemeente Rotterdam. In Rotterdam Zuid willen ze in een wijk een warmtenet aanleggen. Voor de flats is dat goed, maar er zijn ook eengezinswoningen, waar je met de warmteleiding tuintje in en tuintje uit gaat. Dat is per woning veel duurder en is dus slecht voor de businesscase als geheel. Ik denk dat je voor die eengezinswoningen beter kunt kiezen voor de hybride warmtepomp. Kortom: focus niet zo monomaan op één enkele oplossing voor de gehele wijk.”
Over de all electric-oplossing dan. Stedin stelt in het document: ‘Als alle woningen in Nederland een warmtepomp met een piekvermogen van 5 kWe laten installeren, dan zou het gevraagde vermogen van al deze warmtepompen op een hele koude winterdag zo’n 35 GWe zijn. Dat is ruim boven het totale opgestelde opwekvermogen in Nederland.’ Niemand pleit er toch voor om alle woningen in Nederland volledig elektrisch te verwarmen?
“We zetten het misschien wat stevig aan, maar je moet het sommetje wel máken. Veel mensen pleiten voor een bepaalde oplossing, zonder na te denken over de gevolgen voor het systeem als geheel. Als ik het in discussies heb over een hybride warmtepomp, is er altijd wel iemand die zegt: waarom niet meteen gaan voor een all electric-oplossing? Nou, simpelweg omdat het systeem dat niet zomaar aankan.”
In het stuk maakt u ook een punt van ‘adaptief beleid’ in de energietransitie. Wat bedoelt u daarmee?
“De reductiedoelen die de verschillende sectoren opgelegd hebben gekregen, zijn deels gebaseerd op de kosteneffectiviteit van de verschillende maatregelen. PBL heeft die kosteneffectiviteit voor alle maatregelen berekend. Maar in die berekeningen zitten enorme bandbreedtes en onzekerheden. Als nou blijkt dat de aanleg van een warmtenet 50% duurder uitvalt dan verwacht, of dat aan de isolatie van woningen een hoger prijskaartje hangt, dan moet je niet met oogkleppen op doorgaan met je opgelegde doel. Er moet iets in het beleid ingebouwd zijn, dat je in staat stelt met die doelen te schuiven. Ik kan me voorstellen dat het PBL elk jaar dit soort sommetjes gaat maken. Dan hoef je niet meteen elk jaar je doelen aan te passen, maar door het goed te monitoren, kun je in de gaten houden of bepaalde maatregelen nog wel verstandig zijn. En misschien is het dan makkelijker om aan een extra reductie te werken bij de tien grootste uitstoters in Nederland dan te grote stappen bij zeven miljoen woningen.”
Op dit moment kan gereageerd worden op de nieuwe Warmtewet. Stedins discussiestuk lijkt wat dat betreft goed getimed. Is het de basis voor Stedins reactie op de wet?
“Nee, want de netbeheerders zullen gezamenlijk, via Netbeheer Nederland, een reactie geven op het wetsvoorstel. Dit stuk dient vooral als input voor de Transitievisies Warmte die alle gemeenten moeten maken en voor de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen. Daarnaast willen we graag met het Rijk in gesprek over de bouwstenen die we in ons discussiepaper aandragen.”
Een ander punt: keuzevrijheid versus doorzettingsmacht. Kunnen gebruikers kiezen op welke manier hun woning of gebouw wordt verwarmd? In het stuk staat: ‘Waar het om gaat is dat we deze spanning niet verstoppen in beleidskeuzes, maar bespreekbaar maken en hierin een politieke keuze maken.’ Kunt u een voorbeeld geven van keuzes die verstopt zijn in beleid?
“Nou toevallig is dat wél iets dat in de Wet collectieve warmtevoorziening staat en dat betreft de de opt-out-mogelijkheid. In de wet wordt opgenomen dat de bewoner, als die kan aantonen een duurzaam alternatief te hebben voor een warmtenet, de mogelijkheid krijgen om niet aangesloten te worden op het warmtenet. Maar vervolgens staat in de memorie van toelichting dat gemeenten in de Omgevingswet de mogelijkheid krijgen om wijken aardgasvrij te maken. Dat zou betekenen dat all electric het enige alternatief is. Maar die optie is vaak zo duur dat het eigenlijk niet echt een alternatief is. En dus heeft deze wet de facto geen opt-out. Je wordt dus alsnog gedwongen om op het warmtenet aan te sluiten. Daar maak ik me zorgen over. En tegelijk: deze keuze is verstopt in de teksten. Ik zou willen dat hier een politieke discussie over gevoerd zou worden.”