Direct naar inhoud

Hoofdpijnpunten voor het nieuwe regeerakkoord

Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 8 juli 2024

Deze zomermaanden gaan de nieuwe bewindslieden aan de slag om een regeerakkoord op te stellen. De erfenis van het vorige kabinet is een grootse start van de verbouwing naar een duurzamer energiesysteem. Het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe regering trekt echter  cruciale bouwstenen uit de plannen van de vorige regering. Aan de nieuwe ministers nu de uitdaging hier een uitweg uit te vinden om een mislukking te voorkomen. Hieronder zeven hoofdpijndossiers die om duidelijke keuzes vragen.

1. Tegenwind voor een energiezuiniger gebouwde omgeving

Hoewel de gasprijs minder extreem is vergeleken met twee jaar terug, is deze voor huishoudens nog steeds ruim anderhalf maal zo hoog als vóór de Russische invasie in Oekraïne. De elektriciteitsprijs heeft een vergelijkbare stijging doorgemaakt. Door die hoge prijzen vindt een tweedeling plaats: nieuwe woningen hebben maar een fractie van de warmtevraag vergeleken met oude woningen. Veel armere huishoudens wonen juist in die oudere, slecht geïsoleerde woningen en worstelen met de energierekening.

Trilemma

Trilemma is een tweewekelijkse opinie-uitgave waarin het scherpe geluid klinkt van energie-experts Sjak Lomme, Jilles van den Beukel, Paul Giesbertz en Alex Kaat. Met heldere analyses, duidingen en opinies levert Trilemma de energieprofessional stof tot nadenken.

Op de korte termijn is het nog steeds aantrekkelijker om een woning op aardgas te houden en – behoudens wat gemakkelijke snelle ingrepen – niet te veel te investeren in isolatie. De lagere energiebelasting op aardgas uit het hoofdlijnenakkoord helpt dan niet om huiseigenaren en verhuurders toch tot verdergaande isolatie te bewegen.

Nog dramatischer werkt de afspraak uit het hoofdlijnenakkoord om te breken met het beleid voor verplichte labelsprongen bij mutatie van woningen en voor het uitfaseren van de cv-ketel. Zonder deze normering en zonder extra prijsprikkels resteert de doorgaans veel duurdere route van subsidiëring. Het akkoord bevat hiertoe wel een passage: “Het helpen van mensen en kleine ondernemers bij het verduurzamen van hun woningen en bedrijfspanden”. Maar over deze hulp is in de budgettaire bijlage niets terug te vinden.

Aan de ministers Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) en Mona Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, BBB) om hier een oplossing – dus: veel geld – voor te vinden. De alternatieven zijn om toch de normering en prijsprikkels invoeren, of om de ontwikkeling richting energiezuinigere woningen en bedrijfspanden in de soep te laten lopen. Beide alternatieven zijn strijdig met het hoofdlijnenakkoord.

2. Vastgelopen uitrol collectieve warmte

Tot 2030 moeten er maar liefst 500.000 huizen op stadswarmte aangesloten worden, zo is de planning vanuit het Klimaatakkoord. Het gaat hier vooral om de hierboven benoemde minder goed geïsoleerde woningen. Deze immense opgave heeft voormalig minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) gecombineerd met een nog door te voeren en ingrijpende stelselwijziging. Daarbij is het de bedoeling dat warmtenetten in meerderheid in publieke handen komen en worden warmtetarieven niet meer op gas gebaseerd zijn, maar op de werkelijke kosten van de lokale warmtebronnen en infrastructuur.

Minister Hermans treft een zojuist ingediend wetsvoorstel hiertoe aan. Het is een wetsvoorstel dat op vele punten nadere uitwerking behoeft en onder vuur ligt vanuit diverse kanten. Energiebedrijven zijn vanwege de keuze voor publieke warmtenetten gestopt zijn met investeren en voelen zich niet meer gehouden aan de ambitie van 500.000 woningen. Lokale overheden maken zich zorgen over de toekomstige warmtetarieven die – wanneer die op kosten ­worden gebaseerd – uit de pan kunnen rijzen in gebieden met nauwelijks goedkope warmte­bronnen. Het aantrekkelijk maken van duurzame warmte wordt nog ingewikkelder door de keuzes in het hoofdlijnenakkoord voor een lagere gasbelasting en voor het schrappen van de eisen voor de verduurzaming van woningen.

Ondertussen wacht iedereen af. De versnelling van de uitrol van warmtenetten is uitgemond in een stagnerende patstelling die nog enigszins verhuld wordt door de nieuwe subsidieregeling voor nieuwe aansluitingen. Het is aan minister Hermans om na de zomer met duidelijkheid te komen over de voortzetting van de stelselherziening, over warmtetarieven en over subsidies voor (publieke) warmtebedrijven. Vooral om een dreigende jarenlange impasse te voorkomen.

3. Netcongestie als showstopper

Rond de 10.000 bedrijven wachten op een nieuwe of uitbreiding van een bestaande aansluiting op het elektriciteitsnet. Nieuwe wijken kunnen niet ontwikkeld worden bij gebrek aan ruimte op het net. Mogelijk kunnen er zelfs regelmatig storingen in de elektriciteitslevering optreden in de komende jaren. Vanuit de energietransitie, maar ook vanwege de sterk gestegen aardgasprijzen, zal de samenleving snel moeten elektrificeren, maar netcongestie dreigt dit te verlammen.

De uitbouw van het net verloopt traag door zaken als: de lange procedures bij gemeenten en provincies, gebrek aan personeel, uitblijvende financiële middelen voor gemeenten en provincies, stikstofregelgeving en gebrek aan data over de feitelijke belasting van netcomponenten.

Het alternatief voor uitbouw van het net is zorgen dat de vraag naar netcapaciteit beperkt blijft. Dit kan door te zorgen dat de pieken van elektriciteitsgebruik (en -invoeding) naar beneden gaan. Harde sturing hierop – zoals op afstand afschakelbare warmtepompen of een verbod tot laden in bepaalde tijdsvakken – stuiten op felle reacties van marktpartijen. Sowieso zou een eventuele centrale aansturing van honderd­duizenden warmtepompen en laadpalen nog jaren gaan duren. Hetzelfde geldt voor een serieuze prijssturing via aanpassing van de nettarieven. Congestiemanagement – met betalingen vanuit netbeheer om pieken af te vlakken – bestaat al, maar werkt nu nog nauwelijks. Betalingen zijn volgens marktpartijen te onzeker en te laag, maar netbeheerders zien nog te weinig interesse bij de markt.

Het is aan minister Hermans om dit enorme en urgente dilemma op te lossen. Er zijn drastische maatregelen nodig: om congestiemanagement succesvol te laten verlopen, om te sturen op invoedings- en vooral afnamepieken, en om conform het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur gemeenten en provincies honderden miljoenen euro’s te geven voor snellere procedures rond de lokale uitbouw van het net. De stappen tot nu zijn te voorzichtig, te zuinig geweest.

4. Groene waterstof: niet de belofte, wel een plicht

Jarenlang gold groene waterstof als dé belofte voor verduurzaming. Het zou een gemakkelijke route voor de industrie zijn om van aardgas af te stappen. Waterstof of de daarop gebaseerde e-fuels leken dé route voor verduurzaming van het zwaardere transport inclusief de luchtvaart. Zelfs gemeenten stelden plannen voor warmtenetten uit, uitgaande van de komst van waterstof in het gasnet.

Hoewel dit alles technisch nog volledig klopt, blijkt de economische realiteit een stuk minder mooi dan gedacht. Enkele jaren terug werd verwacht dat groene waterstof rond 2030 goedkoper zou zijn dan blauwe waterstof gemaakt uit aardgas. Die prognose is achterhaald. Zoals recent door TNO berekend, blijkt de productieprijs van groene waterstof vele malen hoger te zijn dan de fossiele equivalenten.

Tegelijkertijd eist Brussel via de Europese RED-richtlijn dat in 2030 42% van de industrieel ingezette waterstof ‘groen’ moet zijn, dus via elektrolyse geproduceerd. Het gaat dan al om jaarlijks 30 PJ aan waterstof voor alleen het huidige waterstofgebruik; hoofdzakelijk bij twee bedrijven in de kunstmest-industrie. Deze stap kost jaarlijks miljarden euro’s voor een relatief zeer kleine sector die zelf stelt geen prijsverhoging te kunnen dragen en zelfs technisch niet in staat zegt te zijn om grote volumes groene waterstof in te zetten.

Indien deze verduurzaming niet plaatsvindt is dat een behoorlijke gamechanger. De scenario’s waarop netbeheerders en rijksoverheid zich baseren (II3050) gaan immers uit van een groei van de elektriciteitsvraag naar een kolossale hoeveelheid van ruim 40 TWh voor enkel waterstofproductie. Daar is ook de uitbouw van netcapaciteit en de uitrol van wind op zee op gebaseerd. Ook hier ligt weer een vrij onmogelijk vraagstuk voor de nieuwe bewindslieden.

5. Extreme nettarieven door tragere verduurzaming

De elektriciteits-nettarieven voor de industrie zijn de afgelopen twee jaar bijna verviervoudigd. Het is één van de hoofdredenen waarom de productie van groene waterstof maar niet van de grond komt en waarom een bedrijf als Nyrstar de productie heeft stilgelegd.

De komende jaren wordt de netinfrastructuur voor miljarden uitgebouwd om ruimte te geven aan de ambitieuze verduurzamingsplannen van Rutte IV voor wind op zee, elektrisch vervoer, warmtepompen, productie van groene waterstof en elektrificatie van de industrie. De kosten voor de uitbouw van de netinfrastructuur zijn enorm (zie eerder in Trilemma). Deze blijven alleen beheersbaar indien de elektriciteitsvraag de komen jaren ook werkelijk fors gaat toenemen en dus deze hoge netkosten verdeeld worden over meer en grotere aansluitingen.

In de tariefprognose die TenneT afgelopen week presenteerde, stelt de landelijke netbeheerder: “Grootschalige elektrificatie is de oorzaak van de investeringen en tevens ook noodzakelijk om de tariefstijging te beperken”. TenneT gaat uit van enorme een groei van het elektriciteitsgebruik de komende 10 jaar (zie berichtgeving van Energeia). Gebeurt dat niet, door bijvoorbeeld afgezwakt beleid, door netcongestie, door vertrek van de energie-intensieve industrie, dan krijgen bedrijven en ook huishoudens pas echt een torenhoge rekening van de netbeheerder. En daar zit precies de angel, kijkend naar de bovengenoemde uitdagingen voor de nieuwe bewindslieden.

6. Industrie: hoge prijs verduurzaming noopt tot keuzes

De industrie is een enorme energieverbruiker, met een concentratie van dit gebruik bij een kleine groep energie-intensieve bedrijven in met name de sectoren basischemie en basismetaal. De rekening om deze bedrijven over te zetten op CO₂-vrije energie is immens, zoals in mei in Trilemma toegelicht. Elektrificatie is vaak de manier om te verduurzamen, maar wordt geplaagd door hoge elektriciteits- en nettarieven.

Voorlopig is het voor de meeste bedrijven goedkoper om door te gaan met het gebruik van fossiele kolen en gas, inclusief betaling van de Europese CO₂-heffing (ETS). Dat betekent wel dat tegen 2040 de industrie tegen een muur oploopt wanneer de industriële CO₂-uitstoot in Europees verband naar nul moet zijn gebracht en de kosten van uitstoot torenhoog worden.

De uitdaging om de industrie te verduurzamen was al enorm, maar is met het hoofdlijnenakkoord alleen maar complexer geworden. Het terugdraaien van de verhoging van de energiebelasting op aardgas en van de CO₂-heffing zal bedrijven nog moeilijker tot verduurzaming bewegen. Met de huidige budgetten voor subsidies gaat de verduurzaming maar zeer beperkt lukken, zoals eerder toegelicht in het bovengenoemde Trilemma-artikel. Als de industrie niet grootschalig verduurzaamd – via elektrificatie en in Nederland geproduceerde groene waterstof – dan zullen de nettarieven zoals hier boven beschreven nog veel hoger worden en wordt de verduurzaming nog complexer. Kortom, een gordiaanse knoop om de komende twee maanden door te hakken.

7. Opwek van CO₂-vrije elektriciteit

Net als bij de uitbouw van het net is ook de opschaling van CO₂-vrije elektriciteit volledig gebaseerd op een verwachte spectaculaire groei in het elektriciteitsgebruik. Zo is de geplande uitrol voor wind op zee gebaseerd op grofweg een verdubbeling van de elektriciteitsvraag richting 2030. Hiervoor worden nu de kavels geveild en netten aangelegd.

De nieuwe coalitie heeft – aanvullend op de forse reeds geplande hernieuwbare elektriciteitsproductie – ook nog eens de ambitie vastgelegd om vier grote kerncentrales te bouwen. Jarenlang kon de rechtse oppositie kernenergie als oplossing voor alles presenteren. Goedkope elektri­citeit, nauwelijks effect op het landschap, verminderde afhankelijkheid van Rusland of het Midden-Oosten voor gas, van China voor zonnepanelen.

De omstandigheden voor kerncentrales zijn echter niet goed. Er dreigt bepaald geen tekort aan elektriciteits­productie. Sterker, de uitrol van zon en wind gaan nu zo hard dat er met de projecten in de pijplijn op jaarbasis een overschot kan ontstaan (zie vorig jaar in Trilemma). Dat overschot wordt nog veel erger als de radicale verduurzaming met dito groei in de elektriciteitsvraag uit industrie, vervoer en warmtevraag toch tegenvalt.

Een zeker overschot op jaarbasis aan weersafhankelijke bronnen is prima en zorgt dat er ook op bewolkte windarme dagen voldoende elektriciteit is. Voor kerncentrales is dit wel lastig; deze krijgen het grootste deel van de tijd te maken met lage elektriciteitsprijzen door een ruim aanbod aan spotgoedkope zonne- en windstroom. Het is de grote vraag of de €15 mrd voor kernenergie uit het hoofdlijnenakkoord genoeg is. Sowieso zal er jaarlijkse (OPEX-) subsidie nodig blijven, om de centrales in een markt met te veel aanbod overeind te houden. Aan de ministers de lastige keuze om een vrij zinloze, peperdure route voort te zetten of om de politieke storm vanuit rechts te weerstaan door rustig aan te doen met kerncentrales.

Concluderend

Het vorige kabinet is voortvarend gaan bouwen aan een snelle verduurzaming via besparing, stadswarmte en vooral via elektrificatie. Dit liep al stroef, door bijvoorbeeld netcongestie en hoge meerkosten. Het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitie maakt de plannen alleen maar lastiger door prijsprikkels en harde normering te schrappen.

Daarmee dreigt er niet alleen maar een probleem rond het halen van de klimaatdoelen. Het hele energiesysteem dreigt een zooitje te worden. Met torenhoge nettarieven omdat de netkosten door veel minder aansluitingen dan gepland gedragen moeten worden. Met te veel, deels gesubsidieerde opwek in verhouding tot de tegenvallende vraag naar elektriciteit door tragere verduurzaming. En met een vastgelopen warmtetransitie en blijvend hoge energierekeningen voor mensen in oude woningen.

Aan de meest betrokken bewindslieden voor KGG en VRO de taak om de komende twee maanden met harde keuzes te komen. Daarbij lijkt doorgaan op de ingeslagen weg naar een voortvarende energietransitie het meest plausibel. Met dan de keus tussen enerzijds wél de normeringen rond woningen en wél de prijsverhogingen voor aardgas en CO₂ zoals gepland door het vorige kabinet, of anderzijds vele extra miljarden uittrekken voor subsidies.

Over de auteur

  • Alex Kaat

    Alex Kaat is sinds 2019 zelfstandig adviseur in de energiesector op het gebied van beleidsontwikkelingen en pleitbezorging. Hij heeft in deze periode voor een reeks opdrachtgevers gewerkt zoals Holland Solar, NLHydrogen, TenneT, Greenpeace, Statkraft, de G40-gemeenten en NVDE. Eerder werkte hij voor Eneco, voor de internationale NGO Wetlands International en als beleidsadviseur in de Tweede […]

Delen op sociale media