Direct naar inhoud

Flex voor het net en flex voor de markt

Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 5 februari 2024

Leveranciers willen consumenten prikkelen om op marktprijzen te reageren, netbeheerders willen het gedrag van consumenten sturen om congesties te voorkomen. Flex voor de markt en flex voor het net. Hoe werkt dat goed samen? Consumenten en bedrijven hebben behoefte aan één verhaal. Trilemma helpt een handje. 

Netcongestie wordt een steeds groter probleem. De pijn zit in de maatschappelijke schade die ontstaat omdat bedrijven en organisaties moeten wachten op netverzwaring. Netverzwaring is dus de oplossing, maar netbeheerders geven aan ongeveer 75% te kunnen doen van wat eigenlijk nodig is.

Alle aandacht zou dus moeten uitgaan naar de vraag hoe we naar 76% of 77% zouden kunnen komen. Elk procentje extra is winst. Maar de meeste aandacht gaat uit naar het beter omgaan met schaarse netcapaciteit. Het gedrag van netgebruikers moet worden gestuurd. De discussie wordt dan snel verwarrend, want consumenten en producenten moeten dus reageren op marktprijzen én op netcongestie. Hoe gaat dat samen?

Betere communicatie om misverstanden te voorkomen

Nu netcongestie de laagspanningsnetten bereikt en dus de huishoudens raakt, wordt het onderwerp ook steeds meer politiek. Op 17 januari had de Kamer vertegenwoordigers van TenneT en de drie grote regionale netbeheerders uitgenodigd voor een hoorzitting. Minister Jetten stuurde de Actieagenda Netcongestie Laagspanningsnetten naar de Tweede Kamer. En op 24 januari was er een commissiedebat waar de Kamerleden in debat gingen met minister Jetten.

Trilemma

Trilemma is een tweewekelijkse opinie-uitgave waarin het scherpe geluid klinkt van energie-experts Sjak Lomme, Jilles van den Beukel, Paul Giesbertz en Alex Kaat. Met heldere analyses, duidingen en opinies levert Trilemma de energieprofessional stof tot nadenken.

Tijdens dat Commissiedebat vroeg Kamerlid Pieter Grinwis (ChristenUnie) om betere communicatie. Hij refereerde daarbij aan verwarring rond de salderingsregeling en kosten die leveranciers in rekening brengen als huishoudens elektriciteit terugleveren. Hij moest die vraag aan het eind van het debat herhalen en refereerde toen aan misverstanden, zoals het misverstand dat de minister bij de mensen thuis aan de knoppen zou kunnen draaien.

Grinwis schoot hier raak en het antwoord van minister Jetten schoot tekort. De minister trok het boetekleed aan en antwoordde dat hij direct bij het uitkomen van het actieplan voor de laagspanning achteraf gezien via een interview meer duiding had moeten geven. Hij zei: “Dat is dus ook weer een les voor deze minister: blijf gewoon maximaal communiceren over wat ons allemaal te wachten staat in die energietransitie, want wij zijn daar misschien als een stel nerds elke dag mee bezig en denken dat het allemaal superlogisch is, maar heel veel mensen thuis en bij bedrijven denken natuurlijk: wat overkomt me nu en had iemand me daar niet beter over kunnen informeren? We moeten daar dus gewoon nog beter in worden. Punt.”

Wat niet duidelijk is, kan niet duidelijk gecommuniceerd worden

Het punt is echter dat de actieagenda zelf, wat betreft het aansturen van apparaten bij huishoudens nog onvoldoende duidelijk is. En wat niet duidelijk is, kan ook niet duidelijk gecommuniceerd worden. Consumenten (huishoudens en bedrijven) hebben te maken met marktpartijen en met netbeheerders. Marktpartijen zijn onder andere leveranciers, maar kunnen ook bedrijven zijn die nieuwe rollen op zich nemen zoals vraagresponsaggregatoren en peer-to-peer handelaren, rollen die in de nieuwe Energiewet worden gedefinieerd.

Zowel die marktpartijen als die netbeheerders willen iets met de consument. De marktpartij wil dat de consument beter kan reageren op marktomstandigheden, en de netbeheerder wil het gedrag van de consument beïnvloeden zodat congesties in het net worden voorkomen. Maar de consument heeft maar één aansluiting, één warmtepomp en betaalt één rekening voor de elektriciteit en voor het gebruik van het elektriciteitsnet. De rolverdeling tussen consument, marktpartij en netbeheerder moet duidelijk worden. Wie stuurt wie of wat aan?

De consument heeft behoefte aan één verhaal, een verhaal dat netbeheerders en energiebedrijven samen zullen moeten schrijven. En dan, en alleen pas dan, kan de minister eenduidig communiceren. Trilemma helpt een handje.

  • Paul Giesbertz

    Paul Giesbertz werkt als zelfstandig consultant op het gebied van elektriciteitsmarkten onder de naam TrinSights. Hij heeft meer dan 35 jaar ervaring in de elektriciteitssector vanuit diverse rollen (netbeheerder, marktpartij, toezichthouder, brancheorganisatie en consultant). Hij was intensief betrokken bij de liberalisering in Nederland maar speelde ook een actieve rol bij de ontwikkeling van Europese wet- […]

Flex voor de markt

Bij het reageren op marktomstandigheden gaat het om het bieden van de mogelijkheid om minder af te nemen bij hoge prijzen en meer af te nemen bij lage prijzen. Het gaat om vraagrespons, maar kan ook gaan om het terugregelen van productie uit zon op dak of het laden en ontladen van de thuisbatterij. Dit spel van reageren op marktomstandigheden kan op allerlei manieren worden ingevuld.

De meest basale manier is dat de leverancier en consument een leveringsprijs afspreken die dynamisch is. Een verschillende prijs voor piek- en daluren is de bekende variant. Het is ook een ouderwetse variant, er is weliswaar nog steeds een prijsverschil tussen piek- en daluren, maar dat verschil is niet groot. Een modernere variant is levering op basis van dynamische prijzen, waarbij er een prijs geldt per uur, gebaseerd op de uurprijzen die op de dag-vooruitmarkt van EPEX worden gerealiseerd.

Deze variant staat veel in de belangstelling, maar ook dat is slechts één variant. Er zijn talloze varianten denkbaar die mogelijk worden door het uitrollen van de slimme meter en door het invoeren van collectieve slimmemeterallocatie. Een mooi voorbeeld is het aanbod van Budget Energie waarbij consumenten in weekenden van april tot augustus, tussen 12.00 uur en 17.00 uur gratis elektriciteit kunnen afnemen. Al deze vormen van vraagrespons worden impliciete vraagrespons genoemd. De consument reageert op de prijs waarvoor hij elektriciteit afneemt. Hij weegt dat prijssignaal af tegen de waarde of het comfort dat het afnemen van elektriciteit voor hem oplevert.

Daarnaast is er expliciete vraagrespons. Die vorm is voorlopig alleen relevant voor bedrijven. Het veranderen van de vraag wordt dan expliciet op de groothandelsmarkt ingezet. Dat gebeurt door een marktpartij die daarvoor met de consument afspraken heeft gemaakt. Het marktsegment waar de meeste aandacht naar uitgaat, omdat daar de waarde van flexibele capaciteit het hoogst is, is de onbalansmarkt.

Ook daarvoor kunnen twee varianten worden onderscheiden. De marktpartij kan actief zijn als Balancing Service Provider, waarbij de flexibele capaciteit als regelvermogen wordt aangeboden aan en geactiveerd door TenneT. De tweede variant is dat de marktpartij (als Balancing Responsible Party) die flexibele capaciteit inzet om zijn eigen portfolio te balanceren, waarbij hij ook bewust kan afwijken van het eigen programma om de systeembalans te ondersteunen en te profiteren van gunstige onbalansprijzen.

Het balanceren van vraag en aanbod is een continu proces. Het doel is niet alleen om vraag en aanbod steeds in balans te houden, het doel is ook om dat zo efficiënt mogelijk te doen. Op elk moment – maakt niet uit of de marktprijs laag, hoog of gemiddeld is – maken marktpartijen keuzes, mede op basis van de hoogte van de elektriciteitsprijzen. Het gaat niet alleen om de inzet van productie en opslag, zoals het al dan niet opstarten van een gascentrale, het afregelen van windproductie bij negatieve prijzen of het laden en ontladen van opslag. Het gaat ook om onderhoudsplanning en investeringsbeslissingen. Of, om het met de buzzwords van nu te zeggen: flex voor de markt is niet alleen een kwestie van kortetermijnflex.

Het gaat ook om beslissingen bij consumenten, bedrijven en huishoudens. Maar wel met een belangrijke kanttekening. Middelen voor elektriciteitsproductie en -opslag zijn er alleen omdat er consumenten zijn die elektriciteit willen. De hoogte van de elektriciteitsprijs is cruciaal voor productie en opslag. Productie en opslag zijn dus sterk prijsresponsief. Maar consumenten zijn, over het algemeen, weinig prijsresponsief. De waarde die de consument genereert met het kunnen afnemen van elektriciteit is vaak hoog, of het nou gaat om de waarde van producten die een bedrijf mede met elektriciteit produceert of de waarde van comfort, zoals van verlichting als het donker is. In dat geval doet de hoogte van de elektriciteitsprijs er niet zo veel toe.

Flex voor het net

Het doel van het aanpassen van het gedrag van de consument om het net te ontlasten, lijkt duidelijk. Als een net last heeft van afnamecongestie, dan is het wenselijk om in dat deel van het net het verbruik te verlagen en de invoeding te verhogen. Als de bedrijfszekerheid van het net in gevaar is, dan is het zelfs noodzakelijk om in te grijpen. Desnoods spreekt de beveiliging van het net automatisch aan, om schade aan netcomponenten te voorkomen.

Hoewel ook de beveiliging kan falen. Een voorbeeld van falende beveiliging was de storing in het 150 kV-net van TenneT op 2 september 2022. Er ontstond een kortsluiting in het nieuwe onderstation Dronten. Omdat de beveiliging niet goed werkte, werd de kortsluiting niet op tijd afgeschakeld, met als gevolg grote schade aan diverse netcomponenten en ook met stroomuitval bij ruim 300.000 aansluitingen.

De impact van zo’n storing is verschillend voor laag- en hoogspanningsnetten. Als de beveiliging in een laagspanningsstation aanspreekt dan zitten normaalgesproken direct verscheidene huishoudens  zonder elektriciteit. Maar de totale omvang van de storing blijft beperkt. Een storing in het hoogspanningsnet kan in potentie veel meer huishoudens treffen. Daarom wordt er reserve in het hoogspanningsnet aangehouden. Het aanspreken van de beveiliging hoeft dan niet tot onderbreking van elektriciteit te leiden, maar het net is niet meer N-1 bedrijfszeker. Dat betekent dat een eventuele volgende storing wel tot, mogelijk grootschalige, stroomonderbreking leidt.

Bij netcongestie gaat er dus om om het net in een bedrijfszekere toestand te houden en om te voorkomen dat de automatische beveiliging moet ingrijpen.

Vervolgens gaat de discussie snel over de vraag of het aanpassen van gedrag ten behoeve van het net in dezelfde richting werkt als de prikkel die de consument vanuit de markt ontvangt. Vaak zullen die twee prikkels in dezelfde richting werken. Als een laagspanningsnet in een woonwijk last heeft van afnamecongestie, bijvoorbeeld als er op een donkere namiddag geen invoeding is van zon op dak en het verbruik hoog is omdat warmtepompen aanslaan en de elektrische auto’s wordt opgeladen, is de kans groot dat ook de marktprijs hoog is. De marktprikkel werkt dan voor de netbeheerder in de gunstige richting. Toch zal dat niet altijd het geval zijn.

Samenhang tussen flex voor het net en flex voor de markt: ’t is lastig

Afnamecongestie kan ook optreden op een zaterdagavond, bij relatief lage marktprijzen omdat het verbruik van zakelijke afnemers laag is en er zeer veel wind is. Huishoudens hebben dan een marktprikkel om de auto te laden, maar zouden daarmee de afnamecongestie verergeren.

Ten tweede zijn marktprijzen steeds in beweging. Dus de marktprijs voor elektriciteit voor uur 13 op zondag kan op de day-aheadmarkt van zaterdag laag zijn, bijvoorbeeld €0 per MWh. Maar de prijs voor datzelfde uur kan later op zondagochtend, dus op de intraday-markt, een stuk hoger liggen, bijvoorbeeld omdat er toch flink minder wind is dan eerder voorspeld. En op de onbalansmarkt kan de prijs nog grotere schommelingen maken. Dus waar de prikkels op het ene moment in dezelfde richting werken, kan dat op een later moment omslaan.

Ten slotte is er nog een belangrijk verschil tussen flex voor het net en flex voor de markt. Zoals eerder uitgelegd, is het belangrijk dat marktprikkels continu werken zowel bij hoge, lage of gemiddelde prijsniveaus. Maar sturen voor het net is alleen van belang als er een transportpiek dreigt. Flex voor de markt werkt continu, flex voor het net alleen als het net tegen zijn grens aanloopt.

Samenhang tussen flex voor het net en flex voor de markt: is lenigheid vereist?

Het aansturen van het gedrag van consumenten (of van netgebruikers in het algemeen) is dus complex. De markt wil sturen, de netbeheerder moet sturen. De markt wil continu sturen, de netbeheerder soms. En de stuursignalen werken vaak in dezelfde richting, maar niet altijd.

Die problematiek werd ook verkend in een opinieartikel in Energeia van Warmold ten Zijthoff, regiodirecteur bij netbeheerder Stedin. Hij beschrijft dat Stedin op zoek is naar flexibiliteit en in discussie is met klanten over flexibel netgebruik. Stedin heeft daarbij ook al resultaten geboekt, waardoor meer ruimte op het net voor nieuwe netgebruikers is ontstaan. Maar ook hij worstelt met de samenhang tussen flex voor het net en flex voor de markt. Zo stelt Ten Zijthoff dat er concurrentie is tussen de nationale onbalansmarkten en regionale congestiebiedingen en dat dat een opstuwende prijseffect heeft.

Hij schrijft: “De regionale netbeheerder (DSO) en de transmissienetbeheerder (TSO) zitten elkaar steeds vaker in de weg. Een batterijsysteem in Utrecht kan bijvoorbeeld op een bepaald moment door de landelijke netbeheerder gevraagd worden om extra energie af te nemen (laden) terwijl op datzelfde moment de lokale netbeheerder vraagt om het tegenovergestelde te doen (ontladen). Het is natuurlijk absurd dat deze tegengestelde belangen leiden tot hogere flexvergoedingen.”

Hij stelt ook dat het systeem op de schop moet en dat lokaal transport voor landelijke onbalans moet gaan. “De Autoriteit Consument & Markt kan hierin een rol spelen door te borgen dat lokale netbeheerders beperkingen kunnen opleggen in het bieden van tegengestelde flexdiensten op de landelijke onbalansmarkt. Daarnaast is het noodzakelijk om kostendekkende prijzen vast te stellen via een vaste prijsformule. Op die manier worden partijen met een maatschappelijk regionaal belang niet de dupe van commerciële partijen zonder regionale binding.”

Deze analyse is te oppervlakkig en gebaseerd op misverstanden over hoe de markt werkt. Er is niet echt sprake van concurrentie tussen de nationale onbalansmarkten en regionale congestiebiedingen. (Waarbij moet worden vermeld dat Ten Zijthoff zeker niet de enige is die die mening is toegedaan.) Congestiebiedingen werken niet in hetzelfde tijdvenster als de nationale onbalansmarkt. Congestiebiedingen worden normaalgesproken op dag-vooruit basis of ten minste enkele uren voor levering afgeroepen. Biedingen voor balanceringsenergie worden real-time afgeroepen. Maar dat is niet het belangrijkst.

Cruciaal is dat de netgebruiker die zijn flexibele capaciteit op de markt wil inzetten vrijheid van dispatch heeft. Hij kan dus altijd besluiten om meer of minder af te nemen, uiteraard binnen de gecontracteerde transportcapaciteit. Het maakt daarbij voor het net niet uit waarom hij dat doet.

Neem bijvoorbeeld een paprikakweker. Deze kweker kan besluiten om zijn verlichting uit of juist aan te doen, omdat de waarde van paprika’s is afgenomen, respectievelijk is toegenomen. Hij kan dat doen als reactie op de dynamische prijs van zijn leverancier. De elektriciteitsprijs is bijvoorbeeld in een uur negatief, en de kweker besluit om zijn verlichting ook overdag extra te laten branden. Zoals eerder uitgelegd, spreken we dan van impliciete vraagrespons.

Het kan ook gaan om expliciete vraagrespons. De kweker heeft een contract met een marktpartij en die marktpartij schakelt de verlichting om te reageren op de te verwachten onbalansprijs. En ten slotte kan het zijn dat de kweker (direct of via een derde partij) biedingen voor balanceringsenergie bij TenneT heeft ingediend. Die laatste mogelijkheid vormt daarbij ook nog eens een relatief klein segment.

Kortom, als alleen wordt geregeld dat de nationale onbalansmarkt die door TenneT wordt bestierd, wordt begrensd om rekening te houden met regionale congesties, dan wordt slechts een klein deel van de uitdaging aangepakt. Bovendien bestaat de kans dat de paprikakweker die op de onbalansmarkt van TenneT actief is, dan uitwijkt naar handelen op de onbalansmarkt via een marktpartij. Dan zijn er helemaal geen biedingen meer bij TenneT die de regionale netbeheerder zou kunnen blokkeren.

Bovendien is er geen concurrentie tussen de nationale onbalansmarkt (of de markt in zijn geheel) en congestiebiedingen omdat marktpartijen niet tussen deze twee mogen kiezen. Een marktpartij mag zijn capaciteit niet achterhouden van de markt als hij vermoedt dat de netbeheerder meer geld over heeft voor zijn capaciteit. Zo’n gedrag is in strijd met de regels en kan leiden tot boetes, zoals uitgelegd in een eerder Trilemma-artikel.

Ook lijkt het erop dat Ten Zijthoff iets vraagt wat allang geregeld is. Hij zegt dat lokaal transport vóór landelijke onbalans moet gaan. Maar via congestiemanagement kan de netbeheerder al grenzen stellen aan het gebruik van het net. Het goede van congestiemanagement is dat daarbij afspraken worden gemaakt over het fysiek gebruik van de aansluiting op het net. Congestiemanagement kan niet effectief zijn als wordt ingegrepen op transacties.

Flex voor de markt is het uitgangspunt, maar het net stelt grenzen

Kortom, het systeem hoeft helemaal niet op de schop, de bestaande marktordening en marktprincipes werken nog prima.

Die principes zijn als volgt. Netgebruikers hebben vrijheid van dispatch. Ze zijn vrij om hun flexibiliteit in te zetten op dat segment van de markt dat het beste past en het meeste oplevert, waardoor ze ook de meeste maatschappelijke waarde genereren. Maar het leveren van congestiediensten is geen marktsegment. Het net moet de markt faciliteren en als het net tegen de fysieke grenzen aanloopt, moet de netbeheerder het fysiek gebruik van het net beperken. Die beperking wordt levering van een congestiedienst genoemd en moet worden vergoed. Als leidraad voor de vergoeding kan worden gesteld dat de netgebruiker die wordt beperkt vanwege netcongestie, geen nadeel maar ook geen voordeel moet hebben ten opzichte van andere netgebruikers.

Deze principes zijn vastgelegd in Nederlandse maar ook in Europese wetgeving. Zo maar afwijken van deze principes is dus niet mogelijk. Maar het is niet alleen een juridisch verhaal. Deze principes zijn ook om economische redenen zinvol. Tenslotte wordt vaak geroepen dat de hele marktordening op zijn kop moet omdat het energiesysteem sterk verandert. Dat is makkelijk roepen, maar zolang er geen degelijke analyse onder zo’n oproep zit, is het een holle kreet.

Congestiemanagement: veel mogelijkheden maar ook nog veel moeilijkheden

De regels voor congestiemanagement bieden al diverse mogelijkheden. Netgebruikers en netbeheerders kunnen voor een langere periode een capaciteitsbeperkingscontract afspreken of bijvoorbeeld een inbiedplichtcontract. Er kan met een groep bedrijven ook een groeps-capaciteitsbeperkingscontract worden afgesloten. En de netbeheerder kan gebruik maken van vrijwillig ingediende biedingen voor redispatch. Deelname aan congestiemanagement kan worden verplicht en er zijn regels voor een marktgebaseerde en een niet-marktgebaseerde vergoeding.

Er zit nog veel rek in het toepassen van congestiemanagement. Zo gebruiken de netbeheerders voor het plaatsen van redispatchbiedingen nog twee platforms: Gopacs en Resin. Er wordt gewerkt om de biedingen op Resin ook door te geven aan Gopacs, zodat alle netbeheerders alle biedingen kunnen zien en de gunstigste biedingen kunnen afroepen. Ook het gecoördineerd oplossen van congesties die bij verschillende netbeheerders op hetzelfde moment optreden, is nog niet geregeld.

Het is goed denkbaar dat door een gecoördineerde aanpak minder ingrepen nodig zijn en congestiemanagement dus minder kostbaar wordt. Dat laatste geldt overigens niet alleen voor de Nederlandse netbeheerders. Ook in internationaal verband werkt TenneT aan een gecoördineerde aanpak van congesties met de buitenlandse landelijke netbeheerders. Het gaat hierbij om de methode voor Regional Operational Security Coordination.

Een andere mogelijkheid is het beter toepassen van de zogenaamde Real-Time Interface. Die interface is nog een beetje een oplossing op zoek naar een probleem. Het gaat om een interface tussen netbeheerder en producent en is bedoeld om de bedrijfszekerheid van het net te borgen bij het beter benutten van de schaarse capaciteit. Deze Real-Time Interface zou gebruikt kunnen worden onder de vlag van congestiemanagement, waarbij netbeheerder en producent afspraken maken over de vergoeding. Met zo’n oplossing kan de netbeheerder scherper aan de wind varen.

Naast vele mogelijkheden zijn er ook nog vele moeilijkheden rond de invoering van congestiemanagement. Met name de hoogte van de vergoeding is, niet onverwacht, een heikel punt. Ook Ten Zijthoff klaagt over de hoge vergoedingen die soms gevraagd worden door zonne- en windparken en dat verklaart hij door het zeer beperkte aanbod. Ten Zijthoff stelt terecht dat de vergoeding de kosten moet dekken. Maar ook dat is niet zo eenvoudig. Als een productiemiddel beperkt wordt, gaat het niet alleen om de waarde van de elektriciteit die niet geproduceerd kan worden en de waarde van de garanties van oorsprong die niet worden ontvangen. Het gaat ook om opportuniteitskosten, met name het op zeer korte termijn kunnen afregelen van productie kan op de onbalansmarkt waardevol zijn.

Het vaststellen van de vergoeding is dus lastig. Maar het is belangrijk om te realiseren dat het leveren van congestiediensten geen markt is. Een producent mag dan ook geen hogere vergoeding vragen, gebruikmakend van het gegeven dat hij in sommige situaties die enige producent is die een bepaalde congestie kan helpen verlichten. Netbeheerders zullen dus een rechtvaardiging van de gevraagde vergoeding moeten verlangen als zij menen dat de vergoeding onredelijk hoog is. En indien nodig moet ACM ingeschakeld worden. Netbeheerders en producenten moeten hier uit kunnen komen.

Congestiemanagement ook toepasbaar op laagspanningsnetten?

Omdat congesties nu ook in de laagspanningsnetten gaan ontstaan en huishoudens direct betrokken raken, is het de vraag of congestiemanagement ook kan worden toegepast bij huishoudens. In theorie is het zeker mogelijk, maar het wordt praktisch gezien een hele hijs. Gegeven de problemen met de invoering van congestiemanagement op de hoog- en middenspanningsnetten, gegeven de hogere complexiteit op de laagspanning met miljoenen kleine aansluitingen en gegeven het feit dat er weinig tijd resteert, lijkt het verstandig om aan eenvoudigere oplossingen te denken.

Eén van zo’n eenvoudigere oplossing is toch directe aansturing van de warmtepomp of de laadpaal door de netbeheerder. (Het is ook geen totaal nieuw concept. Het zogenaamde toonfrequent-signaal werd in het verleden gebruikt om elektrische boilers aan te sturen. Het signaal werd ook gebruikt voor het omzetten van het telwerk van een dubbele conventionele meter. Maar in 2021 is besloten om hiermee  te stoppen.)

Paul Giesbertz. (Foto: PG)

De Actieagenda laagspanning noemt die oplossing en in Energeia werd onlangs uitgelegd dat deze oplossing in Duitsland al bestaat. Althans de wettelijke kaders zijn daar per 1 januari vastgesteld. Er werkt nog niets en de discussies voor een betere regeling lopen al weer door. De netbeheerder stuurt, maar het gaat alleen om de warmtepomp en om het laden van de auto. En “sturen” is niet het goede woord. De netbeheerder beperkt alleen de vermogensafname per apparaat tot 4,2 kW en kan dat alleen doen voor een vooraf vastgestelde tijdvensters. Voor de consument die hiermee wordt geconfronteerd staat hier een lager nettarief tegenover. Kortom, het is geen kant en klare oplossing die Nederland kan overnemen, maar er kan zeker van de Duitse aanpak geleerd worden.

Conclusie: netbeheerders en energiebedrijven het hok in!

Netcongestie doet zeer. De enige structurele oplossing is netverzwaring. Dat lukt uiteraard niet snel genoeg en dus moet de beperkte netcapaciteit zo goed mogelijk worden ingezet. De methode om dat te doen is dus al eigenlijk geen oplossing, maar eerder het beperken van de pijn. Een pleister dus. De geijkte pleister is congestiemanagement. De regels zijn daarvoor opgesteld en vastgesteld. Andere nieuwe “oplossingen” bieden ten opzichte van congestiemanagement niets extra’s. Wat met energyhubs kan, kan met congestiemanagement ook. Wat met alternatieve transportrechten kan, kan met congestiemanagement ook. Het is dus nu zaak om congestiemanagement maximaal toe te gaan passen. Ook dat is niet makkelijk. Bovendien is er nog veel verwarring, vooral als het gaat om termen zoals flexibiliteit.

Politiek en consumenten (huishoudens en bedrijven) hebben behoefte aan een duidelijk verhaal. Consumenten hebben te maken met marktpartijen (zoals leveranciers) en steeds meer met netbeheerders. Voor een duidelijk verhaal is het dus nodig dat marktpartijen en netbeheerders dat verhaal gezamenlijk schrijven. De minister zou nog een actie moeten toevoegen aan de lange lijst van actieplannen en actieagenda’s: energiebedrijven en netbeheerders, duik het hok in en schrijf dat verhaal, zonder compromissen en met voldoende detail. Pas daarna kunnen de communicatiedeskundigen, politici en alle betweterige energienerds hun steentjes bijdragen.

Gerelateerde artikelen

Delen op sociale media